Het benauwt me als ik bij een vriendin binnenkom en ik na een tijdje merk dat ze alles in huis heeft wat haar hartje begeert. Wanhopig zoeken mijn ogen naar enig vorm van onbehagen. Een scheef kastje, een kras op de muur, een lekkend raam of een schilderij dat niet waterpas hangt.
Wat doet een huis, waarin alles zo perfect is ingericht en er van ongemak bijna geen sprake kan zijn, met mij? Waar komt de paniek die ik op zo’n moment kan voelen vandaan?
Mijn huis als grotere ik
Misschien is een huis voor mij een weerspiegeling van het mens zijn. Ik voel me niet op mijn gemak in huizen waarin het lijkt of ik een tijdschrift in ben gestapt. Waarbij ik bang ben te morsen op de bank of ieder krasje op de tafel te zien is.
Misschien wil ik op de plek waar ik woon, het onbehagen proeven dat ik als mens ook ervaar. In een onvolmaakt huis wonen, omdat ik zelf zo onvolmaakt ben als maar kan.
Verlangen als doel en niet als middel
Daarnaast wil ik kunnen blijven verlangen. Verlangen naar een plek waar ik niet aanhoudend koude voeten heb zonder sloffen. Waar niet de sigarettenlucht van de buren door de afzuigkap mijn woonkamer in drijft. Of de eeuwig langsrazende toeterende auto’s mij niet meer afleiden.
Ironisch genoeg ben ik juist bang voor zo’n plek waar niks meer te verlangen valt. Want wat dan? Dan is het verlangen vervuld en what’s next? Nog groter? Nog meer geld? Nog meer vakantie? Nog meer angst om te verliezen wat je hebt?
Found it!
Aaaah, daar heb je het! Finally! De onderliggende gedachte. De kern van het probleem. Als mensen veel waardevolle bezittingen hebben, dan zijn ze banger om al die zaken te verliezen. En dat is best logisch. Als je niks hebt, kun je ook niet zoveel verliezen. Als je veel geld hebt, kun je ook veel geld verliezen.
Het is een van dé redenen die verklaart waarom mensen in rijke landen angstiger zijn. Waarom mensen die eigenlijk niks te klagen hebben, toch op een partij als de PVV stemmen. Omdat ze bang zijn dat te verliezen wat ze hebben verworven. Omdat vluchtelingen anders hun banen en huizen inpikken.
Bang voor het bang zijn
In plaats van bang te zijn dat te verliezen wat ik heb, ben ik grappig genoeg bang voor de angst die komt kijken bij het leven in luxe en comfort.
Bang voor de angst om niet meer zonder datgene te kunnen waar je je zo aan hebt gehecht en waar je eerst ook prima zonder kon (een nog duurdere auto, een robotstofzuiger, een elektrische fiets, drie dezelfde (dure) jurken in een andere kleur, een föhn van Dyson, dat ene gouden horloge, een zeer prijzig koksmes, een caravan-mover, de nieuwste Iphone, een grote tuin, etc.).
Een vlekje op de muur
En ja, misschien is bang zijn een groot woord. Ik wist alleen dat er iets uit mij moest, toen ik met mijn hand langs de door lekkage bruin geworden vlek streek op de muur. We moeten namelijk deze woning uit.
Mijn ogen vallen liefkozend op het scheve kastje en de gebroken tegels in mijn keuken, op de toiletrolhouder die continu van de muur afvalt en de wc-rol die, als gevolg daarvan, nu al een tijdje op het prullenbakje staat.
Ik ril en kijk op de thermometer. 18,5 graden. Ik doe mijn dikke trui aan en haal mijn schouders op. Prima temperatuur.