Als kinderfilosoof filosofeer ik iedere week op twee basisscholen met kinderen. Deze week leerden de kinderen de jongere Bo kennen. Groep 7/8 had de NIO toets en ik wilde hierop aanhaken. Begeleid door een PowerPoint vertelde ik over de jonge Bo. Het blonde meisje had met de NIO voor haar neus nagedacht over de vraag: Hoe weet ik eigenlijk zeker dat dat wat ik geleerd heb, echt waar is?

Er bleek een aparte tak in de filosofie te zijn die we kennistheorie noemen. Daar wordt nagedacht over de vraag: ‘Wat weten we eigenlijk zeker?’

Ik maakte een dansje in de klas. ‘Horen jullie wat ik zeg?’ vroeg ik met ingehouden adem. ‘Ik dacht hier al over na in groep 8! En het bleek gewoon een onderdeel te zijn van de filosofie!’

Wat weten kinderen zeker?
De kinderen kregen de opdracht een opsomming te maken van dingen die ze zeker zouden weten. Direct begonnen de kinderen in de groepjes te discussiëren. Want hoe wist je eigenlijk zeker dat de aarde rond was? Honderden jaren hadden mensen ook geloofd dat deze plat was.

‘Ik weet zeker dat ik leef,’ zei een meisje uit groep 7, waarop haar buurjongen gelijk zei: ‘maar wat als je nu droomt? Hoe weet je dat je nu niet droomt?’
Het meisje antwoordde: ‘Ik moet leven om te kunnen dromen, dus ik weet nog steeds zeker dat ik leef.’ Een tweede jongen kwam zich ermee bemoeien. ‘Misschien ben je wel een computer die denkt dat ie mens is en leeft!’

100% zeker dat ik niks zeker kan weten
Van de tien klassen die ik elke week lesgeef, was er in iedere klas minstens één iemand die zei: ‘Ik weet niks zeker juf. Er is niks wat je zeker kunt weten.’ Ik probeerde dan bedenkelijk te kijken en zei tussen neus en lippen door: ‘Weet je dat zeker?’

Vaak was dan het antwoord: ‘Ja, dat weet ik heel ze…. OH! IK WEET ZEKER DAT IK NIKS ZEKER WEET.’
Sommige kinderen gingen nog verder zonder mijn verdere hulp en zagen direct de innerlijke tegenspraak. ‘Ik kan dit niet opschrijven juf, want dan komt ie op het lijstje wat ik zeker weet maar er staat dat je niks zeker kan weten dus dan klopt het niet.’

Opdracht
Nadat ik een lijstje op het bord had gemaakt met allemaal dingen die we zeker wisten en we hadden nagedacht over hoe we zulke dingen zeker konden weten, hebben we nog een korte opdracht gedaan. Ieder groepje kreeg van mij kaartjes met daarop stellingen als:
– Alle bruine beren zijn bruin
– Alle mensen hebben een hart
– Mijn bed staat in mijn slaapkamer
– Ik zit op school
– 2 + 2 = 4
– Iedereen vindt snoep lekker

De kinderen moesten drie stapeltjes maken:
Dit weten we niet zeker, dit weten we een beetje zeker en dit weten we heel zeker.

Ik ben een absoluut voorstander van goed reken- en taalonderwijs. Maar dat wil niet zeggen dat we niet ook vakken kunnen aanbieden waarbij het eens niet gaat om ‘goed’ of ‘fout’. Iedere stelling kan namelijk in alle vakjes worden geplaatst, mits en alleen mits de redenering logisch en correct is.

Alle bruine beren zijn bruin
Tom: ‘Niet als een beer in de verf of modder rolt en je helemaal geen bruine vacht meer ziet.’
Thomas: ‘Heel zeker als je puur kijkt naar de taal. Bruine beren zijn beren die bruin zijn, dus alle bruine beren (beren die bruin zijn) zijn bruin.’
Anke: ‘De bruine beer is een ras. Als twee bruine beren een albino krijgen, dan hoort de albino nog steeds bij het ras bruine beer, maar hij is wit.’