Van jongs af aan worden we gestimuleerd dat te doen waar we goed in zijn. Maar het is niet voor niets dat mijn generatie (millennials) en de generatie na mij (generatie Z) minder hobby’s heeft dan ooit eerder is vernomen.

Oké, misschien heeft dat iets te maken met het digitale tijdperk, maar onze kijk op het kapitalisme heeft hier, naast ons nutsdenken, zeker ook een bijdrage in.

Money, money, money
Als je iets leuk vindt en je bent er vaak mee bezig, dan moet je er eigenlijk gelijk je werk van maken. Van alle kanten wordt dit ook benoemd: ‘Misschien kun je het verkopen, jezelf in laten huren, je eigen bedrijfje hierin beginnen?’

Ik hoor dan vaak: ‘Als je van je hobby je werk maakt, dan hoef je nooit meer te werken’. (Dit is een afgeleide van Confucius die zei: ‘Als je een baan vindt die bij je past, dan hoef je nooit meer te werken’.) Maar als je van je hobby je werk maakt, dan vervang je dus het woord hobby voor het woord werk. De conclusie dat je nooit meer hoeft te werken klopt dan niet. Je moet nog steeds werken, je hebt alleen geen hobby meer.

Goed, goed, taalgeneuzel ook. Wat ik alleen maar wil zeggen is dat hobby’s schaarser lijken te worden en de drang ergens goed in te zijn (en er dus uiteindelijk geld mee te verdienen) groot is.

Amuzikaal en toch een instrument willen spelen
Ik weet niks van toonladders en toonsoorten. Ik weet nog net het verschil tussen een akkoord en een noot, maar vraag me niks over die akkoorden zelf. Mijn ukeleleleraar en ik lijken een andere taal te spreken:
‘Nee Bo, dit is een vierkwartsmaat dus dan kan die strum natuurlijk niet.’ Weet ik veel.
Of: ‘Oh, dat akkoord klinkt niet zo lekker. Wacht, we pakken even een andere,’ tokkelt op z’n ukelele, kijkt bedenkelijk en zegt: ‘Ohja, we kunnen de F#m wel invoegen. Dat klinkt beter’.

En ik? Ik hoor amper verschil, neem het voor lief, glimlach en speel voortaan het akkoord F#m (wel met het vertrouwen alsof ikzelf op dit ingenieuze idee ben gekomen).

Theoretische kennis
Er gaat een theorie achter schuil waar je u tegen wil zeggen, al weiger ik ook mijn ukelele met die beleefdheid te behandelen. Ze is meer mijn maatje dan mijn buurvrouw op leeftijd. Meer een verlengstuk van mijn arm dan een voorwerp waar je liever niet aankomt (zoals mijn bloeiende cactus in haar prachtige roze pot met sterretjes.)

En toch, ondanks de onwetendheid, het talentloze, mijn amuzikale gepingel, geniet ik van ons samenspel. De lieve klanken die ze fluistert terwijl mijn vingers langs haar snaren glijden. De focus als een moeilijk akkoord zich moet gaan vastzetten in mijn hand, mijn lichaam als het ware moet binnendringen en door middel van herhaling zich omzet in een handeling waar mijn denken niet meer bij kan.

Negeer het maar
Iedere keer negeer ik dan het stemmetje in mijn hoofd. Het stemmetje dat mij vertelt hoe ik hier een slaatje uit kan slaan. Dat ik harder en meer moet oefenen. Wat het voor nut heeft als ik de theorie niet eerst ga leren en beheersen. Waarom ik mezelf niet 3 maanden opsluit om echt een goede ukelelespeler te worden. Wat ik kan doen om deze hobby toch te gebruiken voor iets nuttigs. De beginselen aan andere te leren misschien?

Het negeren gaat steeds beter. Het is een hobby Bo. Het is gewoon een hobby. Een hobby waar je geen talent voor hebt, maar waar je wel heel veel plezier uithaalt. En dat is oké. Wat is jouw hobby?