Afgestudeerd Toegepast Filosoof: Bo Kok op Boïsme

Mijn laatste dag als student Toegepaste Filosofie

Het geluid van mijn wekker dringt net iets sneller tot me door dan anders. Alsof mijn hand al lag te wachten om zanger Eloi van de band Kensington de mond te snoeren. Normaal is het zijn taak om me terug te brengen van een fantasievolle droomwereld naar een werkelijkheid vol to-do lijstjes. Die to-do lijstjes zullen voor even slinken. Vandaag komt er hopelijk witte rook uit de schoorsteen. 

Afstuderen in de filosofie
4,5 jaar geleden begon ik aan dit filosofische avontuur met een nieuwe liefde en al snel een Nieuw-Zeelands tussenjaar. Na hard werken mocht ik 7 maanden geleden beginnen met afstuderen. Het advies ‘blijf thuis’ kwam soms goed uit. Zonder kroegen, lezingen, festivals, filosofieworkshops, dagjes weg, verjaardagen en meer, lag de focus zonder enig schuldgevoel bij het schrijven van mijn scriptie.

Toch was het geen makkelijk proces. Opnieuw had ik moeite om mezelf niet voorbij te lopen. Vriendinnen vertelden over hun strubbelingen, vooral het gebrek aan discipline. Ik vertelde over mijn doorgeslagen werkdrift. Een half jaar lang ging op iedere vrije dag mijn wekker om 7.30, om vervolgens achter mijn laptop te kruipen en daar soms pas ’s avonds weer achter vandaan te komen. Ieder zijn eigen leerproces, dacht ik dan.

Later als ik groot ben
De laatste twee maanden vroegen veel mensen aan mij wat ik hierna ga doen. Ik vond dat een vervelende vraag. Alsof zij gemakkelijk over die hoge drempel heen konden stappen die ik nog over moest: het verdedigen van mijn scriptie. Alsof later altijd belangrijker was dan nu. Alsof ik al met één been over die drempel moest staan, mijn hand boven mijn ogen, turend in de verte.

Ik wilde nog niet weten wat er zou gebeuren als ik uiteindelijk over die drempel zou stappen. Als ik over dat muurtje heen zou klimmen, op de rand mocht gaan staan, een laatste keer om zou kijken naar mijn scriptiebegeleider en hij dan de legendarische woorden zou zeggen: ‘Spring maar Bo, de wereld ligt aan je voeten’.

Hoe nu verder?
Nu mijn verdedigingsgesprek nadert, weet ik het antwoord. Tijdens een van mijn vele wandelingen dacht ik namelijk aan het woord ‘later’. Ik besloot later niet nodig te hebben. Want zelfs als later verschijnt in het moment, zullen we haar niet meer herkennen. Later zal zich ieder moment aanpassen en vervormen. Ze zal ons doen verlangen naar een toekomst die wellicht nooit komt. Net als nostalgie ons kan doen verlangen naar een verleden dat er misschien wel nooit is geweest.

Maar voor de mensen die het toch willen weten. Ik heb mijn antwoord klaar. Het antwoord op de vraag wat ik ‘hierna’ ga doen. Hierna zal ik mijn zoete weekenddromen niet meer laten verstoren door de intieme klanken van Eloi zijn stem. Laat mij maar slapen. Zaterdag zal ik voor het eerst in lange tijd mijn wekker niet zetten.

Tot zover mijn later. Tot later.


Filosofisch interview met Barry Mahoney over Filosofieonderwijs in het vmbo, meningsvorming, filosofie, toegepaste filosofie, burgerschap, maatschappijleer

Interview Barry Mahoney “Alleen maar zeggen ‘dit vind ik’, is nooit genoeg”

Gepubliceerd in Phronèsis, het vakblad voor Toegepaste Filosofie
www.phronesismagazine.nl
Interview met lerarenopleider Barry Mahoney
Door: Bo Kok

Barry Mahoney leidt docenten Maatschappijleer op aan de Hogeschool van Amsterdam en studeerde Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij mag zichzelf sinds 2014 Socratisch Gespreksleider noemen en begint binnenkort met zijn PhD, waarin hij onderzoekt of het socratisch gesprek bij mbo-niveau 4-studenten leidt tot beter kritisch denken. Mahoney pleit voor filosofieonderwijs in het vmbo, vindt denkruimte creëren bij jongeren een vereiste en dwingt leerlingen verantwoordelijkheid te nemen voor het gesproken woord.

Filosofieonderwijs in het vmbo, meningsvorming, Barry Mahoney, interview, filosofie, toegepaste filosofie, burgerschap, maatschappijleer

Als docent op de HVA leid je toekomstige maatschappijleer docenten op. Hoe zou je jezelf omschrijven als docent en welke houding neem je daarbij aan?
“Ik ben een filosofische zeikerd. Een horzel, zoals Socrates ook wel wordt genoemd door zijn geniale, botte maar oprechte manier van waarheidsvinding. Socratisch zeiken is voor mij een houding die ik af en toe aanneem in mijn lessen, waarbij ik leerlingen even laat stoppen met wat ze aan het doen zijn, met wat ze denken. Wat gebeurt hier? Welke aannames doe je en welke argumenten heb je?

WAAROM LIGT DE NADRUK IN HET ONDERWIJS OP LEREN EN NIET OP DENKEN?

Ik probeer ze te leren kijken naar hun eigen gedachten en deze heel traag af te pellen. De meeste leerlingen ervaren op zo’n moment een aporie. Uit een bepaalde vraag komt niet altijd een bevredigend antwoord. Leerlingen raken verward en weten niet meer hoe het zit. Ze raken in verwarring over hun eigen ideeën. Eerst dachten ze zeker over iets te zijn, maar dat is opeens niet meer zo vanzelfsprekend. Het is een prachtig fenomeen om te zien bij die jongelui, waar ik ontzettend van kan genieten. Iemand die twijfelt, die blaast zichzelf niet op. Als je extreem bent, dan twijfel je niet.”

Je pleit voor filosofieonderwijs in het vmbo. Op dit moment wordt het vak filosofie alleen aangeboden op de havo en het vwo. Er heerst het stigma dat filosofie alleen voor denkers, geleerden of intellectuelen interessant is. Wat zou filosofie vmbo’ers kunnen bieden?
“Filosofie is het leren inzien dat gedachten tijdelijk zijn. Dat het constructies zijn. Voor alles wat je wilt leren, moet je eerst leren denken. Maar waarom ligt de nadruk in het onderwijs dan vooral op dat leren en niet op het denken? Denkruimte creëren is essentieel en daar is de socratische methode erg geschikt voor.

Uit internationaal onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat kinderen op het vmbo matig scoren op burgerschapcompetenties. Dit zijn 60 procent van onze leerlingen! En juist op het vmbo is er geen ruimte voor een vak als filosofie, waarbij leren nadenken, je mening kunnen beargumenteren en meerdere perspectieven kunnen zien, centraal zouden kunnen staan. Op havo/vwo leren kinderen bij maatschappijleer vooral kritisch denken en reflecteren op bestaande structuren. In het vmbo leren kinderen voornamelijk hoe je je hoort te gedragen in een samenleving. Dat laatste is toch niet wat je wil? Je wil leerlingen zelf leren nadenken, leren hun eigen mening te bekritiseren en leren dat woorden niet gratis zijn.”

“IEMAND DIE TWIJFELT, BLAAST ZICHZELF NIET OP.”

Bedoel je daarmee dat we verantwoordelijkheid moeten nemen voor wat we zeggen? Steeds vaker hoor je het pseudo-argument: ‘Dat is gewoon mijn mening’ en daarmee is het gesprek dan ten einde. Ook veel jongeren blijken goed te zijn in hun mening delen met de rest van de wereld, zonder met gegronde of goed onderbouwde argumenten te komen.
“Ja, tegenwoordig kun je zeer makkelijk wegkomen met ‘dat is gewoon mijn mening’. Maar zoals Hannah Arendt zegt, zijn woorden die in de buitenwereld terecht komen, direct een aanleiding om het erover te hebben. Leerlingen moeten leren verantwoordelijkheid te nemen over wat ze zeggen en als ze dat kunnen, dan doet wat mij betreft de inhoud er niet toe.

Van mij mag alles gezegd worden, zolang we er samen over kunnen praten en kunnen ontleden wat er achter een bepaalde opvatting schuilgaat. Alleen maar zeggen: ‘dit is gewoon wat ik vind’ is dus nooit genoeg. Als je een bepaald standpunt inneemt, bijvoorbeeld dat je tegen homoseksualiteit bent, dan zal je verantwoording moeten afleggen op basis van iets wat we met zijn allen kunnen testen. Hier komt het socratisch gesprek om de hoek kijken. Je zet een onderwerp neer en dat onderzoek je met elkaar. Niet op basis van alleen je eigen ervaring, want ik kan niet onderzoeken hoe jij dat hebt ervaren. Je doet uitspraken en op basis daarvan bepaal je met elkaar of dat logisch is of niet, waar of onwaar. Met elkaar kunnen we dat testen in een wereld die we samen delen. Want die gedeelde wereld, moeten we met elkaar zien vorm te geven.”

ZEGGEN: ‘DAT VIND IK GEWOON’ IS NOOIT GENOEG

Kun je uitleggen wat je zou doen als een leerling op een bepaalde opvatting reageert met ‘dit is gewoon mijn mening’?
“Afhankelijk van de leerling kun je reageren met: ‘Nou, dat vind ik een hele domme opmerking.’ Zodra die leerling daar dan op reageert, zeg je: ‘Ja, maar dat is gewoon mijn mening. Goed gesprek hebben we, hè?’ Of je zegt: ‘Ik vind jouw moeder een hoer, dat vind ik gewoon. Leuk gesprek, moeten we vaker doen!’

We willen zo graag dat onze kinderen een mening vormen, terwijl het soms beter is als je helemaal nog geen mening hebt. Als je even een stapje terugzet en kunt kijken naar wat er nu eigenlijk gebeurt. Dat gaat niet vanzelf, daar moeten leerlingen in getraind worden.”

Hoe zie je filosofieonderwijs in het vmbo voor je?
“Filosofie kan best een invulling van burgerschap zijn. Een reeks filosofielessen bij maatschappijleer bijvoorbeeld. Filosofie hoeft niet per se een los vak te worden in het vmbo, er zou binnen verschillende vakken aandacht aan besteed kunnen worden. Ik zie filosofie en leren denken meer als een opdracht, zoals je ook kinderen sociale vaardigheden leert. Het gaat erom dat kinderen meer bedachtzaam het onderwijs verlaten. En niet alleen maar vol met kennis. Liever allebei. Kunnen denken is zo belangrijk.”

Je beschrijft jezelf op LinkedIn als horzel. Zouden er volgens jou meer ‘horzels’ rond moeten lopen in de samenleving? Mensen die steken, die bevragen, niet alles aannemen, die filosofisch zeiken?
“Ik heb daar eigenlijk nooit zo goed over nagedacht. Interessant is het wel. Op LinkedIn vind ik het erg leuk om voor horzel te spelen. Tegen mijn leerlingen zeg ik vaak ‘Op LinkedIn zei ik laatst…’ Dat is nu echt een running gag geworden. Laatst had ik op LinkedIn een discussie met de organisatoren van de black achievement month, waarin allerlei zwarte sleutelfiguren uit het verleden onder de aandacht worden gebracht bij een breed publiek. Ik vroeg: ‘Wanneer is iemand volgens jullie zwart? Zijn mijn zoons zwart met een Surinaamse moeder en een witte vader? Wat verstaan jullie precies onder zwart?’ Ik begrijp de hele beweging heel goed en heb respect voor de dingen die zij organiseren, maar ik wil dat er wordt nagedacht over hoe je dingen inkadert. Als ze er niet uitkomen, is dat niet erg, als ze maar die denkruimte pakken.

ALS WE ALLEMAAL HORZELS WAREN, ZOU DAT DOODVERMOEIEND ZIJN.

Ik denk dat iedere organisatie wel een horzel kan gebruiken maar ik zou niet durven zeggen of het er meer moeten zijn. Een vriend van mij is een nog grotere filosofische zeikerd dan ik en bevraagt echt alles. Dan denk ik wel eens: je hoeft niet alles te bevragen, soms wil ik ook gewoon even iets zeggen. Als we allemaal horzels waren, zou dat doodvermoeiend zijn. Het gaat om een mix van mensen. Mensen die prikkelen, mensen met een sterke mening, mensen die overal aan twijfelen en mensen die irriteren. We hebben ze allemaal nodig.”


Wat voor type reiziger ben jij? Reis je meer met gevoel of met je verstand?

Reizen we om onszelf te vinden, als puur vermaak of willen we er ook echt iets van leren? Is reizen eigenlijk een zoektocht naar je ware zelf of heeft het vooral als doel kennis te vergaren? Nog niet zo heel lang geleden waren er twee grote stromingen actief in Europa met een totaal verschillende visie. Deze visie herkennen we vandaag de dag nog steeds in onze eigen idealen en gedachten.

Nog geen 300 jaar geleden moest er tijdens het reizen kennis opgedaan worden. Het gebruik van de rede en daarmee het kennistijdperk laat haar eerste sporen na aan het eind van de 17e eeuw. Het was het begin van wat we nu ook wel ‘De Verlichting’ noemen.

De Romantiek zette zich af tegen de Verlichtingsidealen en liet meer ruimte voor het gevoel en de emotie. Reis in deze blog mee terug naar het tijdperk van de Verlichting en de Romantiek en ontdek wat voor type reiziger jij bent!

De verlichtingsreiziger
1. De verlichtingsreiziger reist met een doel
“Het mooie Zuid-Engeland wacht! Je hebt je goed voorbereid en ingelezen, op ViaElla.nl kwam je een mooie inspiratiegids tegen en je hebt al helemaal een idee wat je wilt gaan ondernemen. Reizen beschouw je als een tijd van leermoment na leermoment.”

De verlichtingsreiziger is een cultuursnuiver, leergierig en geïnteresseerd in wat er om haar (of hem) heen gebeurt. Als ze de Cotswolds wilt ontdekken, verwondert ze zich niet alleen over de idyllische cottages en prachtige gele gevels, maar ze drinkt ook een lokaal biertje met een local en verdiept zich in de geschiedenis van de historische kastelen en eclectische landhuizen die het zuiden van Engeland zo typeert. Niet het reizen zelf is het doel, maar de bestemming.

2. De verlichtingsreiziger gebruikt zijn verstand
De Verlichting was een cultureel-filosofische stroming waarbij er ruwweg rond de 18e eeuw een verandering in het denken plaatsvond. Vóór deze tijd bepaalde godsdienst de manier van denken en was het geloof het centrale punt in ieders bestaan. Rond 1650 verschoof dit centrale punt van godsdienst naar kennis. Dankzij kennis zou alles beheersbaar worden en met behulp van de ratio (de rede, het verstand) zou men de waarheid vinden.

Je reisde dan ook slechts met een doel. Het ontdekken van nieuwe plekken, het rondtrekken als handelaar of het leren van andere volkeren stond centraal. Reizen was lang niet zo makkelijk als nu, maar ook op dit moment zijn er veel reizigers die maandenlang één land (of soms zelfs dorp) willen ontdekken. Of die de geschiedenis van een bepaalde streek niet oppervlakkig willen kennen, maar zich er echt in vastbijten.

3. De verlichtingsreiziger zoekt naar ‘praktisch nut’
Een belangrijk verlichtingsideaal is dat alles ‘praktisch nut’ moet hebben. De verlichtingsreiziger heeft dan ook, als ze thuis is en terugkijkt op haar reis, het gevoel dat de reis ‘nut’ heeft gehad.

De romantische reiziger
1. De romantische reiziger maakt een reis naar binnen
“Stel je eens voor: je kijkt op de klok en de laatste minuut van je werkdag is ingegaan. Je ruimt alvast je spullen op, pakt je jas van de kapstok en zegt je collega’s gedag. Je vakantie is begonnen! Eindelijk is de tijd daar om voor even te ontsnappen aan de alledaagse sleur en aan de maatschappij waar je in leeft.”

De romantische reiziger verzet zich tegen bestaande normen en gaat vooral op reis om ‘zichzelf’ te vinden. Door weg te gaan, maakt ze een reis naar binnen. Tijdens een prachtige wandeling in Zuid-Engeland langs het geliefde South West Coast Path, komt ze met elke stap dichter bij zichzelf. Opzoek naar ultieme vrijheid, is bij de romantische reiziger de weg belangrijker dan het doel.

2. De romantische reiziger hecht waarde aan emotie en intuïtie
De Romantiek was eind 18e eeuw voornamelijk een tegenreactie op de Verlichting. Met het wetenschapsdenken en het rationele brein dat de overhand had genomen, nam de Romantiek de subjectieve ervaring (intuïtie, emotie, spontaniteit, kunst en verbeelding) als uitgangspunt. Die subjectieve ervaring kwam altijd van het individu, waardoor het individualisme een enorme groei doormaakte.

De romantische reiziger trekt er dan ook graag alleen op uit. Niet alleen om dichter bij zichzelf te komen, maar ook om zich volledig onder te dompelen in een andere wereld.

3. De romantische reiziger wilt terug naar de natuur
Romantici wilden het liefst terug naar de oorspronkelijke, ongerepte natuur. Naar de onaangetaste landschappen van vóór de Industriële Revolutie. Het liefst ervaart de romantische reiziger een intense vrijheid in immense natuurgebieden met afwezigheid van de eigen soort.

Er is een continue gedachten dat vroeger alles beter was. Dat verlangen naar vroeger en naar een vrijheid die er misschien wel nooit was, gaat diep en heeft een mystiek en religieus element in zich. Niet voor niets worden er op dit moment enorm veel spirituele, filosofische en mystieke groepsreizen aangeboden om dit verlangen (deels) te vervullen. Het geluk wordt gezocht in de geest, de fantasie, de mystiek. Een vlucht voor het intense lijden dat de rauwe eigentijdse werkelijkheid teweegbrengt.

En nu?
Vandaag de dag hebben wij nog steeds te maken met sterke verlichtingsidealen of juist met het verzet van de romantici tegen deze waarden. Interessant daarbij is te kijken naar onszelf in deze tijd.

Hoe ben jij gevormd en gekneed door deze twee stromingen? Ben je door elkaar gehusseld en een combinatie van beide? Of hang je sterk naar één kant? Misschien nog wel interessanter: Herken je periodes in je leven waarbij je meer een romantische denker was terwijl je nu meer neigt naar het verlichtingsdenken?

Bewustwording door middel van reizen
Reizen is een bijzondere manier om je bewust te zijn van je eigen gedrag en handelingen. Om kennis op te doen, locals te ontmoeten en cultuur te ‘snuiven’ maar zeker ook om op te laden, over jezelf na te denken en te genieten van kunst en mystiek.

Of om simpelweg urenlang op een bankje te zitten met de steile krijtrotsen van Dover voor je, die uittorenen boven de woeste blauwe zee, met witte schuimkoppen die onuitputtelijk hun krachten tonen. De zon die je langzaam ziet verdwijnen in zee. Niet omdat het moet, maar omdat zowel de ervaring als de kennis zo prachtig in elkaar lijken te schuiven tijdens een bijzonder mooie reis.


Kinderen leren volwassenen kijken, niet andersom

Dit artikel heb ik geschreven voor www.opanoma.nl

Ik sta op het schoolplein want ik heb zogeheten pleinwacht. De kinderen gebruiken dit half uur duidelijk om uit te razen. Ze rennen, springen en schreeuwen door elkaar, een meisje valt en een jongen helpt haar omhoog. Eva komt aanlopen en pakt mijn hand: ‘Juf, juf! Kom eens kijken. Wat ontzettend bijzonder niet?’ Ze wijst naar het klimrek en rechtsboven in de hoek is een spin bijna klaar met het spannen van zijn web.

Een regenboog van kleuren
Een lichtstraal valt precies door het web heen en weerkaatst het licht waardoor onze ogen verschillende kleuren waarnemen. Zoals de ogen van Eva glimmen, zo krijgen mijn ogen voor even dezelfde glans. Mijn mondhoeken gaan omhoog en ik verwonder mij net zo over dit mooie tafereel als de kleine Eva van 6. Ik moet denken aan Jean-Jacques Rousseau (1712-1778). De Franse filosoof stelde dat kinderen niet worden belemmerd door vooringenomen kennis en daardoor de wereld aanschouwen met een ‘ongecorrumpeerde blik’. Het jonge kind kijkt onbevangen de wereld in met een fascinatie voor het onbekende, het kleine en gedetailleerde. Zoals Rousseau het treffend verwoordde: ‘Kinderen leren volwassenen kijken, niet andersom.’

Filosoferen kun je leren
Ik luid de bel en alle kinderen verzamelen zich voor de ingang van de school. Het is tijd voor mijn filosofieles voor groep 3/4. De redeneringen van kinderen zijn vaak origineel, verrassend, ontroerend, creatief en bijzonder. Ze leren beter naar elkaar te luisteren, vragen aan elkaar te stellen, onder woorden te brengen wat ze denken, hun eigen ideeën te uiten, hun mening te formuleren en hun mondelinge taalvaardigheid groeit.

Heeft alles een voor- of achterkant?
Na driekwartier les te hebben gegeven, gaan we samen met de klas het gesprek aan over de volgende vraag: ‘Heeft alles een voor- of achterkant?’

Vincent, een wijs mannetje met een bril, probeert een antwoord te formuleren: ‘Ik denk dat niet alles een voor- of achterkant heeft. Sommige woorden kunnen dat niet hebben. Zoals ‘het leven’. En terwijl hij dit zegt, hoor ik zijn hersens kraken. Hij kijkt bedenkelijk, knijpt zijn ogen tot spleetjes en zegt: ‘Ja, natuurlijk kun je zeggen dat het leven een voorkant heeft want we worden geboren en dat zou dan de voorkant kunnen zijn. Maar de dood is toch geen achterkant? Daar zijn andere woorden voor. Juf, sommige dingen hebben geen voor- of achterkant.’

7 jaar en ik wil spontaan in mijn handen klappen van geluk. Ik beheers me. Het is moeilijk om een gesprek niet te sturen, geen goedkeuring te geven, niet eens te knikken om te laten zien dat je het met ze eens bent. Als filosofiejuf sta ik niet met mijn vingertje te wijzen, geef ik niet mijn eigen mening en probeer ik zo min mogelijk het gesprek te sturen.

Een tweede reactie
Fenna, een meisje dat geen blad voor de mond neemt, kwam met het antwoord dat bomen geen voor- of achterkant hebben. Olivia reageerde daarop met: ‘Maar Fenna, als jij voor een boom staat, dan is de kant waar jij tegenaan kijkt toch de voorkant? En als je dan een half rondje om de boom loopt, dan is dat opnieuw de voorkant! Zowel de voor- als achterkant wisselt dus steeds bij de boom!

Het is even stil en dan vraag ik aan Olivia: ‘Heeft een boom dus geen achterkant?’ Olivia zucht en draait met haar ogen zoals alleen jonge kinderen dat kunnen zonder arrogantie of ergernis op te roepen. ‘Ja, natuurlijk wel. Alleen die zullen we nooit kunnen zien.’

Voor even ben ik beduusd. Maar dat gevoel maakt al snel plaats voor verwondering. Wat is het bijzonder om met jonge kinderen te praten en van ze te kunnen leren. Hoe de ogen van een achtjarige de wereld rondspeuren opzoek naar eigen wijsheid en logica.

Opgesloten in een doos maar niet vastgeroest
Als volwassenen zitten we al vast in een doos, een kader van waaruit we moeten denken. En natuurlijk, die doos kan enorm groot zijn, maar uit die doos stappen kunnen we nooit meer. Het is ons referentiekader; het zijn onze herinneringen, gedachten, denkpatronen.

Mijn doos heeft aan de voorkant (als die voorkant al bestaat) een rond gaatje. Als ik daar doorheen gluur op dagen zoals deze, dan vang ik een glimp op van de onwetendheid, de onbevangenheid en de verwondering die kinderen zo kenmerkt. Het helpt mij om mijn doos af en toe te kunnen draaien, te kunnen verplaatsen. Zodat het niet vastroest en omdat ik weet: Kinderen leren volwassenen kijken, niet andersom.


Ik wil gewoon kunnen praten, maar ik heb daar altijd taal voor nodig

Hoe taal allesbepalend is

Taal vormt ons en tegelijkertijd maken en vormen wij taal. Met mijn vriend Kevin stuit ik regelmatig op van die taalproblemen. Hij heeft aan een half woord genoeg, weet dat ik het niet racistisch bedoel als ik neger of zwarte zeg. Hij snapt het als ik iets probeer te zeggen over buitenlanders terwijl ik het heb over mensen die in Nederland geboren zijn.

Niet-westerlingen, verbeter ik mezelf dan. Nee, met een niet-westerse-achtergrond. Maar ook dat voelt alsof ik ze in een hokje stop. Je hoort er niet bij. Niet bij ‘ons’. Wat dat ‘ons’ dan ook mag zijn. Ik probeer het nogmaals: Mensen-met-een-niet-westerse-achtergrond-maar-wel-in-Nederland-geboren.

De inhoud van het het gesprek vervaagt, de betekenis doet er niet meer toe. Enkel interpretatie blijft over. Het maakt een gesprek lastig. Juist omdat ik een open gesprek wil voeren. Maar hoe kunnen we blijven praten met elkaar als losse woorden al zoveel interpretatie oproepen?

Neger, zwarte, niet-blanken

Voor mij is neger nooit een negatief woord geweest dus gebruikte ik het regelmatig. Kevin vindt dat een verschrikkelijk woord, het woord verwijst volgens hem naar de tijd van de slavernij. Een tijd waar wij, als witten of blanken, niet trots op mogen zijn. Ik schrok daarvan, mij niet bewust van het onbewust kwetsen dat ik deed met het woord neger. Ik verontschuldigde mezelf, vroeg hem welk woord zijn voorkeur had. Ik vroeg hem: Donkere mensen? Zwarte? Mensen-met-een-andere-huidskleur-dan-wij? Niet-blanken? Ineens klonk alles onprettig. Hij wist het niet. Ik wist het niet.

Kevin en ik snappen elkaars interpretatie, elkaars houding en gedachten. Wij begrijpen elkaars taal. Maar in gesprekken met anderen vind ik het moeilijk woorden te vinden zonder bepaalde indrukken te wekken, voorkeuren naar voren te laten komen en een gevoel daarbij op te roepen.

Voor de mensen die nu denken dat iedereen gelijk is, huidskleur er niet toe doet, je achtergrond ook niet en we ons niet zo druk moeten maken om ‘het naampje’, ontkennen de problematiek die er al zoveel jaren heerst. We moeten kunnen praten. Je kop in het zand steken is gevaarlijk. We hebben open communicatie nodig, we hebben taal nodig om tot elkaar door te dringen, om niet gelijk naar machinegeweren te graaien en ook niet gelijk te schreeuwen dat iedereen moet optyfen naar zijn eigen land.

MGBW'er

Ik wil gewoon kunnen praten. Ik wil over negers, zwarte, niet-westerlingen, blanken, witte en mensen-met-een-niet-westerse-achtergrond kunnen praten omdat dat nodig is. We hebben meer dan ooit de juiste woorden nodig voor het kunnen uitdrukken van wat we bedoelen. Maar taal verandert. Als ik nu een woord bedenk: MGBW’er (Mensen-die-hier-Geboren-zijn-maar-niet-Blank-en-ik-daar-niks-mee-bedoel-maar-wel-een-Woord-nodig-heb-om-te-communiceren) dan is MGBW’er binnen 20 jaar, en misschien in deze tijd binnen 5 jaar, een enorm beladen woord.

Mijn klasgenoot is een MGBW’er. (God, wat klinkt dit fout) en ik heb hem nooit durven vragen waar zijn ‘roots’ ligt. Bang om hem voor zijn hoofd te stoten. Bang om hem het gevoel te geven dat hij geen ‘echte’ Nederlander is met zijn kleurtje. Taal is complex maar wel ons enige redmiddel. Want doen alsof het er niet is, maakt het probleem groter, meer beladen en geeft meer ruimte aan kringen waarin ik me liever niet begeef.

Het kwartje gaat eindelijk rollen

Het is belangrijk dat er in debatten en discussies ruimte is om woorden te ontleden. En ineens valt daar het kwartje. Het kwartje dat al lang had moeten vallen bij vakken als Filosofische Vaardigheden of Taalfilosofie. Maar soms heb ik wat langer de tijd nodig. Want tijdens belangrijke gesprekken en discussies met filosofen (bijvoorbeeld tijdens Socratische gesprekken: een bepaalde gespreksvorm waarbij je probeert tot ware kennis te komen, wat dat dan ook mag zijn) is het ontzettend belangrijk eerst te weten wat er precies wordt bedoeld met bepaalde begrippen.

Filosofen krijgen vaak genoeg te horen dat ze vooral bezig zijn met taalspelletjes en dat de realiteit aan hen voorbij gaat. Dit omdat je als filosoof altijd eerst de vraag stelt: Wat bedoel je precies met buitenlander? Wat is voor jou vertrouwen? Kunnen we eerst definiëren wat we bedoelen met het woord identiteit voordat we gaan praten over ‘verlies van de Nederlandse identiteit’? En nee, we hoeven niet het woordenboek erbij te pakken. Het gaat erom dat je samen overlegt wat we in dit gesprek bedoelen met identiteit, vertrouwen, verlies, buitenlander, etc.

Niet toereikend

Als ik las dat filosofen 3 uur de tijd nodig hadden om te discussiëren over welke woorden ze zouden gebruiken, wat die woorden precies betekende en de begrippen helemaal hadden uitgewerkt, zuchtte ik diep. Dat is iets voor intellectuelen, voor grote breinen, universitaire geleerden, bekende namen maar niet iets voor mij. Toch is het kwartje gaan rollen.

Door te ontdekken dat taal prima is, een heel belangrijk communicatiemiddel maar niet alles omvat. Omdat taal zo ontzettend veel tekortkomingen kent. Door vooral te luisteren naar gesprekken tussen klasgenoten, mensen op verjaardagen en de debatten in de Tweede Kamer kom ik steeds meer tot de conclusie dat taal niet toereikend is. We praten met begrippen waarvan we niet weten wat de ander daaronder verstaat. Kevin en ik maken ruzie omdat dat ene woord verkeerd valt. Na een goed gesprek schieten we beide in de lach. Serieus? We interpreteerde één woord beide verschillend en dat mondt uit in een discussie, in een miscommunicatie?

1000 woorden

1000 woorden heb ik nu gebruikt om te vertellen dat taal vele vormen van interpretatieproblemen en tekortkomingen kent. En nog heb ik mijn punt niet kunnen maken omdat ik taal daarvoor nodig had.

Hoe taal allesbepalend is

Taal vormt ons en tegelijkertijd maken en vormen wij taal. Met Kevin stuit ik regelmatig op van die taalproblemen. Hij heeft aan een half woord genoeg, weet dat ik het niet racistisch bedoel als ik neger of zwarte zeg. Hij snapt het als ik iets probeer te zeggen over buitenlanders terwijl ik het heb over mensen die in Nederland geboren zijn.

Niet-westerlingen, verbeter ik mezelf dan. Nee, met een niet-westerse-achtergrond. Maar ook dat voelt alsof ik ze in een hokje stop. Je hoort er niet bij. Niet bij ‘ons’. Wat dat ‘ons’ dan ook mag zijn. Ik probeer het nogmaals: Mensen-met-een-niet-westerse-achtergrond-maar-wel-in-Nederland-geboren.

”Alsof je wilt zeggen: Ze horen er niet bij”

De inhoud van het het gesprek vervaagt, de betekenis doet er niet meer toe. Enkel interpretatie blijft over. Het maakt een gesprek lastig. Juist omdat ik een open gesprek wil voeren. Maar hoe kunnen we blijven praten met elkaar als losse woorden al zoveel interpretatie oproepen?

Neger, zwarte, niet-blanken

Voor mij is neger nooit een negatief woord geweest dus gebruikte ik het regelmatig. Kevin vindt dat een verschrikkelijk woord, het woord verwijst volgens hem naar de tijd van de slavernij. Een tijd waar wij, als witte of blanken, niet trots op mogen zijn.

Ik schrok daarvan, mij niet bewust van het onbewust kwetsen dat ik deed met het woord neger. Ik verontschuldigde mezelf, vroeg hem welk woord zijn voorkeur had. Ik vroeg hem: Donkere mensen? Zwarte? Mensen-met-een-andere-huidskleur-dan-wij? Niet-blanken? Ineens klonk alles onprettig. Hij wist het niet. Ik wist het niet.

Kevin en ik snappen elkaars interpretatie, elkaars houding en gedachten. Wij begrijpen elkaars taal. Maar in gesprekken met anderen vind ik het moeilijk woorden te vinden zonder bepaalde indrukken te wekken, voorkeuren naar voren te laten komen en een gevoel daarbij op te roepen.

Voor de mensen die nu denken dat iedereen gelijk is, huidskleur er niet toe doet, je achtergrond ook niet en we ons niet zo druk moeten maken om ‘het naampje’, ontkennen de problematiek die er al zoveel jaren heerst. We moeten kunnen praten. Je kop in het zand steken is gevaarlijk. We hebben open communicatie nodig, we hebben taal nodig om tot elkaar door te dringen, om niet gelijk naar machinegeweren te graaien en ook niet gelijk te schreeuwen dat iedereen moet optyfen naar zijn eigen land.

”Kevin en ik begrijpen elkaars taal”

MGBW'er

Ik wil gewoon kunnen praten. Ik wil over negers, zwarte, niet-westerlingen, blanken, witte en mensen-met-een-niet-westerse-achtergrond kunnen praten omdat dat nodig is. We hebben meer dan ooit de juiste woorden nodig voor het kunnen uitdrukken van wat we bedoelen. Maar taal verandert.

Als ik nu een woord bedenk: MGBW’er (Mensen-die-hier-Geboren-zijn-maar-niet-Blank-en-ik-daar-niks-mee-bedoel-maar-wel-een-Woord-nodig-heb-om-te-communiceren) dan is MGBW’er binnen 20 jaar, en misschien in deze tijd binnen 5 jaar, een enorm beladen woord.

Mijn klasgenoot is een MGBW’er. (God, wat klinkt dit fout) en ik heb hem nooit durven vragen waar zijn ‘roots’ ligt. Bang om hem voor zijn hoofd te stoten. Bang om hem het gevoel te geven dat hij geen ‘echte’ Nederlander is met zijn kleurtje. Taal is complex maar wel ons enige redmiddel. Want doen alsof het er niet is, maakt het probleem groter, meer beladen en geeft meer ruimte aan kringen waarin ik me liever niet begeef.

Het kwartje gaat eindelijk rollen

Het is belangrijk dat er in debatten en discussies ruimte is om woorden te ontleden. En ineens valt daar het kwartje. Het kwartje dat al lang had moeten vallen bij vakken als Filosofische Vaardigheden of Taalfilosofie.

Maar soms heb ik wat langer de tijd nodig. Want tijdens belangrijke gesprekken en discussies met filosofen (bijvoorbeeld tijdens Socratische gesprekken: een bepaalde gespreksvorm waarbij je probeert tot ware kennis te komen, wat dat dan ook mag zijn) is het ontzettend belangrijk eerst te weten wat er precies wordt bedoeld met bepaalde begrippen.

Filosofen krijgen vaak genoeg te horen dat ze vooral bezig zijn met taalspelletjes en dat de realiteit aan hen voorbij gaat. Dit omdat je als filosoof altijd eerst de vraag stelt: Wat bedoel je precies met buitenlander? Wat is voor jou vertrouwen? Kunnen we eerst definiëren wat we bedoelen met het woord identiteit voordat we gaan praten over ‘verlies van de Nederlandse identiteit’? En nee, we hoeven niet het woordenboek erbij te pakken. Het gaat erom dat je samen overlegt wat we in dit gesprek bedoelen met identiteit, vertrouwen, verlies, buitenlander, etc.

Niet toereikend

Als ik las dat filosofen 3 uur de tijd nodig hadden om te discussiëren over welke woorden ze zouden gebruiken, wat die woorden precies betekende en de begrippen helemaal hadden uitgewerkt, zuchtte ik diep. Dat is iets voor intellectuelen, voor grote breinen, universitaire geleerde, bekende namen maar niet iets voor mij. Toch is het kwartje gaan rollen.

Door te ontdekken dat taal prima is, een heel belangrijk communicatiemiddel maar niet alles omvat. Omdat taal zo ontzettend veel tekortkomingen kent. Door vooral te luisteren naar gesprekken tussen klasgenoten, mensen op verjaardagen en de debatten in de Tweede Kamer kom ik steeds meer tot de conclusie dat taal niet toereikend is.

We praten met begrippen waarvan we niet weten wat de ander daaronder verstaat. Kevin en ik maken ruzie omdat dat ene woord verkeerd valt. Na een goed gesprek schieten we beide in de lach. Serieus? We interpreteerde één woord beide verschillend en dat mondt uit in een discussie, in een miscommunicatie?

1000 woorden

1000 woorden heb ik nu gebruikt om te vertellen dat taal vele vormen van interpretatieproblemen en tekortkomingen kent. En nog heb ik mijn punt niet kunnen maken omdat ik taal daarvoor nodig had.


Als januarikind jarig zijn in de zomer

Ik ben jarig. Jarig terwijl de zon schijnt. Misschien is het de zon, misschien het feit dat de mensen hier niet weten dat deze dame 23 is geworden, maar deze dag voelt hetzelfde als die van gister. En eergisteren.

Doorgewinterd

Op mijn verjaardag is het (voor zover ik weet) al 22 jaar koud, winderig en vroeg donker. Er is een kans dat ik daardoor serieuzer van aard ben. Zwaarmoediger misschien. Een denker, een doorgewinterde ambitieuze filosofiestudente. Omdat ik praten over eindigheid heerlijk vind, schrijven over betekenis geven aan het leven een plicht en lezen over grote intellectuelen een uitdaging.

Mijn moeder zei vroeger wel eens dat ik beren op de weg zag. Dat ik niet zo ‘zwaar op de hand’ moest zijn. Maar ik vind beren mooie wilde dieren. Heb jij ooit een grote bruine grizzlybeer op de weg gezien terwijl je in je gehuurde jeep een rondreis maakte door West-Canada? Nee eh? Ik dus wel.

Interessante, aantrekkelijke en grote grizzlyberen

Soms begreep ik die uitdrukking niet zo goed. Beren op de weg zien lijkt iets negatiefs in zich te dragen. Maar de beren die ik zag waren niet per direct gevaarlijk. Eerder groot en met een enorme aantrekkingskracht. Van nature ben ik een nieuwsgierig type en als je je jeep verlaat en uitstapt om zo’n beer aan te raken, tja.. dan doet dat soms pijn.

Die pijn kan diep gaan. Dat heb ik als 15-jarige geweten. Moeite met meedoen in een wereld waar we eigenlijk niet zo goed weten wat te doen. Moeite om mee te doen met het toneelstuk dat leven heet. Moeite omdat ik een pijn voelde in mij waar ik later in de filosofie pas woorden voor kreeg.

Het houdt mij in ieder geval niet tegen om met mensen het gesprek aan te gaan. Om taboes op tafel te gooien en de schrik van hun gezicht te lezen als ik ze wil voorstellen aan een aantal beren. Zwaarmoedigheid of beren op de weg zien is iets anders dan openstaan voor de niet uitgesproken aannames die mensen geneigd zijn te zien als waarheid.

Dat ik wil praten over pedofilie, slechts om ruimte te scheppen in iemands brein en kortzichtigheid in het denken weg te nemen, wil niet zeggen dat ik een voorstander ben van kindermisbruik. Als ik vraag waarom we (het) leven koste wat het kost moeten waarderen en leuk moeten vinden, wil dat niet zeggen dat ik depressief ben.

Een januarikind

Mijn moeder wilde een lentekind. Een meikindje. Het klonk haar goed in de oren en misschien had ik dan minder nagedacht over dingen waar mensen het eigenlijk helemaal niet over willen hebben. Wegkijken en doodgaan is makkelijker dan uit de jeep stappen, beren aaien, pijn voelen en doodgaan. Toch zou ik er zelf niet voor willen kiezen.

Hoeveel zinloosheid er ook door mij heen zal razen in dit leven, ik ben altijd gelukkiger mét mijn filosofieboek onder mijn arm dan zonder. En zeg nu zelf: zijn er heel veel mensen die in hun leven een beer hebben aangeraakt? Ik geniet er keer op keer van. De gevolgen neem ik voor lief. Ik ben en blijf toch een januarikind.


Als geld verdienen alles overheerst, ook onze relaties

Alles is te koop, ook jij
Alles kunnen we verkopen, ook mij

Mijn ukeleleleraar en ik

Het is maandagavond. Luis pakt zijn ukelele en kijkt me met een grote grijns aan: ‘Ben je er weer klaar voor?’ zegt hij met zijn Mexicaanse accent.
‘Goed geoefend?’ Ik glimlach en samen spelen en zingen we Umbrella van Rihanna.

‘When the sun shines we’ll shine together
Told you I’ll be here forever that I’ll always be your friend’

Ukelele spelen voor niks

5 maanden geleden zocht ik een ukeleleleraar. Via facebook kwam ik in contact met Luis, een Mexicaanse man die erg muzikaal is. Bij de eerste afspraak vroeg ik direct wat het ging kosten: een uur spelen per week. Hij keek me glimlachend aan en zijn vrouw schoot in de lach. ‘Niks natuurlijk. Wij vinden het hartstikke leuk om samen met jou een uur in de week ukelele te spelen!’

Huh? Ik snapte er niks van. Waarom zou je geen geld vragen als ik bereid was geld te geven? Je zou elke week een tientje kunnen vangen voor precies datgene wat je nu ‘voor de leuk’ doet. Ik begreep het niet. In mijn hoofd zat de overtuiging dat je met alles geld kunt verdienen.

Als kind krijg je al betaald voor allerlei klusjes en op mijn beurt betaalde ik voor muziekles, yogales, meditatieles, theaterles, bijles en filosofische avondjes uit. Het leven draait om geld uitgeven en geld verdienen. Waarom maakte Luis de beslissing geen geld te vragen voor zijn muziekles? Waarom zorgde hij er niet voor dat meer mensen die ukeleleles wilden volgen een groepje zouden vormen waaraan hij wat extra’s kon verdienen?

Luis leerde mij indirect de waarde van geld.

Verkoper of consument

Relaties tussen mensen onderling doen zich steeds meer voor als relaties tussen mens en koopwaar. In het kapitalisme verzakelijkt de sociale verhouding tussen mensen doordat mensen in eerste plaats verkoper of consument zijn. Jij kan goed sporten? Ik betaal je om mij persoonlijk te begeleiden. Leuk met kinderen? Misschien moet je onthaalouder worden, dan kun je er ook nog wat aan verdienen! Onderlinge relaties worden kouder doordat we bij zoveel handelingen betalen of betaald worden. Menselijke verhoudingen raken we kwijt omdat de relatie tussen mensen wordt zoals de relatie tussen dingen. We hoeven geen lichamelijk contact meer te hebben aangezien we veel via internet kunnen kopen en gaan als het moet zelfscannend de supermarkt door.

Als ik betaald had gehad voor mijn ukelelelessen, had ik nu nooit zo goed bevriend geweest met Luis. Ik had eisen en verwachtingen gehad. Ik had elke week afgewogen of mijn 10 euro het wel waard was en tijdens de lange avonden die we praatten over filosofie, had ik mezelf continu afgevraagd of ik hun tijd niet stond te verdoen. Je krijgt ukeleleles maar je moet iets terug doen, via geld betaal je je schuld af. Ik zou ze hebben afgekocht zodat er geen scheve verhouding zou ontstaan. De relatie zou verzakelijken. Ik ben immers een betalende klant, hij verkoopt mij zijn vaardigheid en tijd.

Hoe heeft het zo ver kunnen komen?

Winst maken en geld verdienen stijgt uit boven onze menselijke belangen. De betekenis van het leven vervaagt als er geld verdiend kan worden. Geld is al lang geen middel meer om in je onderhoud te voorzien, zoals het ooit bedoeld was. Het is een ding dat op zichzelf staat. Het is verzelfstandigd. We willen geld verdienen om nog meer geld te hebben zonder dat we beseffen dat geld op zichzelf geen waarde kent. Geldfetisjisme. We verlangen naar het hebben van geld om het geld. Maar plaatst geld zichzelf op dit moment niet boven onze omgangsvormen, waarden en normen? Sterker nog: Staat geld niet boven sociale relaties? Als relaties tussen mensen verzakelijken omdat we elkaar in eerste instantie niet zien als sociaal dier, mens, vreemde of vriend maar als koper of verkoper, hoe komen we dan nog tot elkaar?

Luis verzet zich tegen het kapitalistische idee om overal geld mee te verdienen. Luis leerde me indirect dat geld veel kapot kan maken. Dat er niet altijd iets tegenover hoeft te staan wanneer jij je tijd besteedt en je vaardigheden leert aan anderen. ‘Dankbaarheid,’ zei hij, ‘is één van de mooiste eigenschappen van de mens’. Ik denk dat Luis onbewust weerstand bood, voor dat wat hij om zich heen zag gebeuren. Dat relaties verzakelijken op een niveau dat hem niet aanstond. Hij zou het waarschijnlijk niet op deze manier letterlijk zo hebben bedacht, maar iets in hem was in protest gekomen. In protest tegen de manier waarop we nu kijken naar andere mensen. Alsof het producten zijn. Alsof het consumenten of verkopers zijn.

Luis, zijn vrouw en ik kregen een bijzondere band. Een band die het cliché in stand houdt dat vriendschap niet te koop is. Mijn buurvrouw komt af en toe langs. Op mijn beurt leer ik haar de beginselen van het ukelelespelen. En nee, daar betaalt ze niet voor.

‘When the sun shines we’ll shine together
Told you I’ll be here forever that I’ll always be your friend’


Stop vooral niet met Facebook, maar neem wel je verantwoordelijkheid

(Zie: Zondag met Lubach bye bye Facebook https://www.youtube.com/watch?v=ysa-SzNepsA  )

Ga jij vanavond offline? 
Facebook schendt onze privacy, verdient maar wat graag miljarden met onze gratis data en kan zien wat jij uitvoert op je computer. Het is een bedrijf wat zo groot is en zoveel macht heeft, dat het een meerkoppig monster is geworden.

Een mierenhoop, waarbij één enkele mier een nietig, klein wezentje is maar een mierenkolonie enorme prestaties kan leveren. Wij zijn allen individuele mieren die bijdragen aan iets heel groots. Via Hannah Arendt neem ik je mee naar dat deel van het geheel.

(G)een keuze tussen goed of fout
Het platform Facebook is niet slecht. Het is een cultureel fenomeen waarbij we informatie over de hele wereld met elkaar kunnen delen, evenementen kunnen organiseren en verjaardagen niet meer zelf hoeven te onthouden. Facebook biedt de mogelijkheid om op een digitale manier met elkaar in contact te blijven.

Het probleem is dat het hoofddoel van Facebook niet meer het ‘connecten’ van mensen is, maar het inwinnen van informatie van de gebruiker. Het raakt aan de vraag wie we zijn. Want niet het verkopen van producten staat in de mondiale economie centraal maar het achterhalen van de identiteit van de consument. En die identiteit is miljarden waard.

Waarom Arendt je kan helpen met de keuze: Wel of geen Facebook
Hannah Arendt (1906-1975) was een Joodse briljante filosoof en kwam erachter dat kwaad eigenlijk iets heel gewoons is. Iets alledaags. Adolf Eichmann werd in Jeruzalem, na de Tweede Wereldoorlog, vervolgd voor de deportatie van vele joden. Arendt verwachtte een monster in hem te zien, een psychopaat en een Jodenhater. In plaats daarvan zag ze een gewone onbeholpen man.

Het viel haar op dat de meeste nazi’s niet het gedrag vertoonde van walgelijke moordenaars maar dat ze uiterst gemiddeld, alledaags en doorsnee waren. Deze mensen voerden slechts op kleine schaal taken uit en waren zo een klein radertje, een deel van het geheel. Tezamen vormden ze een hele grote moordmachine.

Het individu zelf kon nergens van beoordeeld worden want die deed slechts wat van hem verwacht werd: dat kleine radertje zijn. Hij voerde enkel bevelen en richtlijnen uit. Volgens Arendt is dit de banaliteit van het kwaad: goed georganiseerde systemen kunnen hun onderdanen beroven van hun moraliteit. Dus nietszeggende burgers kunnen in staat zijn tot gruwelijke dingen die indruisen tegen de wetten van de ethiek.

Rauw vlees
Hannah Arendt kreeg enorm veel shit over haar heen. De oorlog lag nog vers in het geheugen, de wonden lagen nog open, het rauwe vlees was overal te zien. En toch schreef Arendt door. Het verband tussen Facebook en Arendt kwam zo duidelijk naar voren dat ik daar iets mee moest.

Want ik vraag je niet om te stoppen met Facebook. Juist niet. Ik kan het begrijpen als je er voor kiest om Facebook te houden en het allemaal een beetje onzinnig of naïef vindt want ja, Instagram, Google, Whatsapp, Twitter… Het zijn allemaal kwajongens waarvan we het gevoel hebben dat we er ‘niks’ tegen kunnen doen.

Dit is alleen geen excuus.  Als individu de handen in de lucht steken terwijl we zelf dat meerkoppig monster vormen, is absurd. Je kunt niet je schouders ophalen en enkel het kleine radertje zijn die nergens van beoordeeld of beschuldigd mag worden. Denk maar dat jij die nietige, onschuldige mier bent maar klik op dat blauwe icoontje op je smartphone en aanschouw jouw mierenkolonie.

Zoals Arendt schreef: ‘We voelen ons allemaal niet verantwoordelijk, want een goed georganiseerd systeem gaat leven door de kleine deeltaken die ieder onwetend individu uitvoert.’

Wij ZIJN Facebook
Facebook zelf is gaan leven, het is verzelfstandigd waardoor niemand zich meer echt verantwoordelijk voelt voor wat Facebook doet. Wij zijn, zoals Hannah Arendt dat zegt, ‘gemiddelde alledaagse burgers’ die onze gegevens gratis weggeven terwijl er miljarden mee worden verdiend en deze gegevens op grote schaal tegen ons gebruikt kunnen worden. Vervolgens spelen we de onschuld zelf.

We zijn de speelbal van de grote bedrijven, instanties en systemen. Maar wij ZIJN Facebook. Wij zijn allen verantwoordelijk voor hoe Facebook zich beweegt. Jij bent een deel van het geheel.

Stop vooral niet met Facebook, maar neem wel je verantwoordelijkheid.

Als gebruiker moeten we zo onze eisen stellen, als ondernemer die Facebook nota bene betaalt(!) moeten we onze eisen stellen. Omdat er goede privacywetten moeten komen, onze gratis data niet voor miljarden verkocht mag worden en omdat Facebook niet moet doen alsof ze mensen samen willen brengen terwijl ze eigenlijk een verkapte commerciële geldmachine is.


Vrouwen moeten eerst worden bevrijd van andere vrouwen - Deel 3

Dit is het derde deel van het artikel, Deel 1 en Deel 2 vind je hier.

Het is tijd voor een seksuele revolutie

Volgens velen heeft de seksuele revolutie, die deels hoorde bij de Tweede Feministische golf, bijgedragen aan de gelijke verhouding tussen man en vrouw op het gebied van seks. De anticonceptiepil zorgde ervoor dat seks los kwam te staan van voortplanting en dat seks een individuele beleving werd. Seks en het huwelijk lagen hierdoor al snel in scheiding en seks werd meer en meer sociaal geaccepteerd. Waar in de jaren ‘50 seks nog ‘gemeenschap’ heette en dit alleen bestond in het huwelijk om er kinderen mee te maken, begonnen er eind jaren ‘60 steeds meer te experimenteren met meerdere partners of hadden ze seks voor het plezier.

Als ik het met oudere mensen heb over seks en dat er nog heel wat te verbeteren valt in onze maatschappij op seksueel gebied lijkt het alsof ze het niet goed begrijpen. ‘Kijk waar we vandaan komen! Wat we hebben bereikt,’ hoor ik ze denken. Ik wil op dat moment schreeuwen, stampvoeten en laten zien: ‘Nog niet genoeg! We zijn er nog niet, we zijn pas net begonnen. Het is tijd voor een seksuele revolutie!’.

Maar… een vrouw houdt toch niet van seks?

Betrouwbaarheid, integriteit, geloofwaardigheid of bescheidenheid. Stuk voor stuk containerbegrippen die we sneller koppelen aan vrouwelijkheid dan aan mannelijkheid. En niet onbelangrijk: woorden die absoluut niet passen bij seks.

Seks is niet meer weg te denken uit ons straatbeeld. Op billboards langs de weg staan half naakte vrouwen je verleidelijk aan te kijken met een flesje parfum in hun hand en in elke Nederlandse film komen er flinke vrijpartijen voor. In tijdschriften en op internet wordt er uitgebreid over seks gepraat en niks is te gek. Van squirten tot trio’s en van swingen tot tantra, het kan allemaal in ons kleine kikkerlandje. We doen alsof vrouwen geëvolueerd zijn tot seksuele wezens waarbij alles kan en mag. Maar is dat zo?

John Gray is schrijver van het boek: Mannen komen van Mars en vrouwen van Venus. Zijn boek is 25 jaar geleden een bestseller geworden en nog steeds verkoopt het boek, zelfs na al die tijd, nog goed. In dit boek schrijft Gray over de man die in niets lijkt op de vrouw en dat we deze verschillen moeten accepteren. Gray geeft bijvoorbeeld in de documentaire: ‘Sletvrees’ aan dat vrouwen niet elke dag seks willen, terwijl een man geschapen is voor dagelijkse seks. Wil een vrouw dit wel, moet ze geloven aan het label seksverslaafd. Ook neemt de sekslust van een werkende vrouw af en vermindert het de erecties van een man.

”Als vrouw zin in seks? Dan ben je volgens John Gray al snel seksverslaafd.”

Het brengt ons terug naar een tijdperk waar vrouwen niet thuis horen. Of juist wel, achter het aanrecht. Maar zo ver hoeven we niet terug in de tijd. We zien zijn woorden vertaald achter het raam bij sekswerkers. Worden hun verlangens vandaag de dag serieus genomen? En vrouwen die het liefst elk weekend met een ander slapen, worden die niet geminacht? Worden zij niet gezien als goedkoop en met een lage eigenwaarde? Want kom op, een beetje vrouw verkoopt haar lichaam niet zo goedkoop, toch?

Goedkoop hoertje

In Amerika plaatste studentenvereniging sorority een fotohokje waarbij feestgangers foto’s konden maken en die direct geüpload werden naar Facebook. Twee studenten doken samen dit hokje in en beseften niet dat hun daad via foto’s direct online te zien was. De jonge vrouw werd het mikpunt van online slut-shaming. Ze was dom, impulsief, een del, sloerie, slons en goedkoop hoertje. De vrouw, wiens verlangen op dat moment dezelfde was geweest als de man, raakte compleet geïsoleerd. Ze werd zonder pardon uit haar huis gezet, uit het cheerleaderteam, uit de studentenvereniging en haar kandidatuur voor een rechtenopleiding werd ongeldig gemaakt. En waar was de jongen? Die bleef ongestraft. Hij verloor niks, hoefde zich nergens te verontschuldigen en werd helemaal buitenspel gelaten op social media en in de kranten. Dat er toch echt twee mensen in dat hokje stonden en toch echt twee mensen seks met elkaar hadden, werd vergeten.

Waarom associëren we vrouwen die veel seks hebben met een laag IQ of weinig zelfrespect? Onderzoekers aan Cornell University ontwikkelden een onderzoek waarbij studenten de persoonlijkheid van een fictief persoon beoordeelden. Uit het onderzoek bleek dat de mannelijke studenten hun geslachtsgenoot met veel bedpartners als machtiger en succesvoller beschouwden. De vrouwelijke studenten vonden vrouwen met meer bedpartners onbewust minder competent, minder emotioneel stabiel en minder dominant dan de vrouw met een normaal aantal bedpartners. Ergens in onze maatschappij zit nog een gigantische veronderstelling dat seks en vrouwen niet de ideale combinatie is. Waarom mogen vrouwen niet net zoveel van seks houden als de man? En een nog belangrijkere vraag: Waarom laten vrouwen elkaar daarin niet vrij?

Om te beginnen…

Niks meer willen horen over feminisme of vrouwenrechten, meisjes in korte rokjes sletten noemen, dames die in een weekend goed los gaan goedkoop noemen, mannelijkheid boven vrouwelijkheid plaatsen door bepaalde taaluitingen, op dit essay neerkijken omdat jij ‘boven’ deze groep vrouwen staat… Het zijn slechts weinig voorbeelden van hoe wij vrouwen onze eigen geslachtsgenoten in de weg zitten. Om te beginnen, moeten vrouwen worden bevrijd van andere vrouwen.

 

Verder lezen? Dit is het derde en laatste deel van het artikel, Deel 1 en Deel 2 vind je hier.

Dit artikel is ook gepubliceerd in Phronèsis Magazine

Dit is het derde deel van het artikel, Deel 1 en Deel 2 vind je hier.

Het is tijd voor een seksuele revolutie

Volgens velen heeft de seksuele revolutie, die deels hoorde bij de Tweede Feministische golf, bijgedragen aan de gelijke verhouding tussen man en vrouw op het gebied van seks.

De anticonceptiepil zorgde ervoor dat seks los kwam te staan van voortplanting en dat seks een individuele beleving werd. Seks en het huwelijk lagen hierdoor al snel in scheiding en seks werd meer en meer sociaal geaccepteerd.

Waar in de jaren ‘50 seks nog ‘gemeenschap’ heette en dit alleen bestond in het huwelijk om er kinderen mee te maken, begonnen er eind jaren ‘60 steeds meer te experimenteren met meerdere partners of hadden ze seks voor het plezier.

Als ik het met oudere mensen heb over seks en dat er nog heel wat te verbeteren valt in onze maatschappij op seksueel gebied lijkt het alsof ze het niet goed begrijpen. ‘Kijk waar we vandaan komen! Wat we hebben bereikt,’ hoor ik ze denken.

Ik wil op dat moment schreeuwen, stampvoeten en laten zien: ‘Nog niet genoeg! We zijn er nog niet, we zijn pas net begonnen. Het is tijd voor een seksuele revolutie!’.

Maar… een vrouw houdt toch niet van seks?

Betrouwbaarheid, integriteit, geloofwaardigheid of bescheidenheid. Stuk voor stuk containerbegrippen die we sneller koppelen aan vrouwelijkheid dan aan mannelijkheid. En niet onbelangrijk: woorden die absoluut niet passen bij seks.

Seks is niet meer weg te denken uit ons straatbeeld. Op billboards langs de weg staan half naakte vrouwen je verleidelijk aan te kijken met een flesje parfum in hun hand en in elke Nederlandse film komen er flinke vrijpartijen voor.

In tijdschriften en op internet wordt er uitgebreid over seks gepraat en niks is te gek. Van squirten tot trio’s en van swingen tot tantra, het kan allemaal in ons kleine kikkerlandje. We doen alsof vrouwen geëvolueerd zijn tot seksuele wezens waarbij alles kan en mag. Maar is dat zo?

John Gray is schrijver van het boek: Mannen komen van Mars en vrouwen van Venus. Zijn boek is 25 jaar geleden een bestseller geworden en nog steeds verkoopt het boek, zelfs na al die tijd, nog goed. In dit boek schrijft Gray over de man die in niets lijkt op de vrouw en dat we deze verschillen moeten accepteren.

Gray geeft bijvoorbeeld in de documentaire: ‘Sletvrees’ aan dat vrouwen niet elke dag seks willen, terwijl een man geschapen is voor dagelijkse seks. Wil een vrouw dit wel, moet ze geloven aan het label seksverslaafd. Ook neemt de sekslust van een werkende vrouw af en vermindert het de erecties van een man.

”Als vrouw zin in seks? Dan ben je volgens John Gray al snel seksverslaafd.”

Het brengt ons terug naar een tijdperk waar vrouwen niet thuis horen. Of juist wel, achter het aanrecht. Maar zo ver hoeven we niet terug in de tijd.

We zien zijn woorden vertaald achter het raam bij sekswerkers. Worden hun verlangens vandaag de dag serieus genomen? En vrouwen die het liefst elk weekend met een ander slapen, worden die niet geminacht? Worden zij niet gezien als goedkoop en met een lage eigenwaarde? Want kom op, een beetje vrouw verkoopt haar lichaam niet zo goedkoop, toch?

Goedkoop hoertje

In Amerika plaatste studentenvereniging sorority een fotohokje waarbij feestgangers foto’s konden maken en die direct geüpload werden naar Facebook. Twee studenten doken samen dit hokje in en beseften niet dat hun daad via foto’s direct online te zien was. De jonge vrouw werd het mikpunt van online slut-shaming. Ze was dom, impulsief, een del, sloerie, slons en goedkoop hoertje.

De vrouw, wiens verlangen op dat moment dezelfde was geweest als de man, raakte compleet geïsoleerd. Ze werd zonder pardon uit haar huis gezet, uit het cheerleaderteam, uit de studentenvereniging en haar kandidatuur voor een rechtenopleiding werd ongeldig gemaakt.

En waar was de jongen? Die bleef ongestraft. Hij verloor niks, hoefde zich nergens te verontschuldigen en werd helemaal buitenspel gelaten op social media en in de kranten. Dat er toch echt twee mensen in dat hokje stonden en toch echt twee mensen seks met elkaar hadden, werd vergeten.

Waarom associëren we vrouwen die veel seks hebben met een laag IQ of weinig zelfrespect? Onderzoekers aan Cornell University ontwikkelden een onderzoek waarbij studenten de persoonlijkheid van een fictief persoon beoordeelden. Uit het onderzoek bleek dat de mannelijke studenten hun geslachtsgenoot met veel bedpartners als machtiger en succesvoller beschouwden.

De vrouwelijke studenten vonden vrouwen met meer bedpartners onbewust minder competent, minder emotioneel stabiel en minder dominant dan de vrouw met een normaal aantal bedpartners. Ergens in onze maatschappij zit nog een gigantische veronderstelling dat seks en vrouwen niet de ideale combinatie is.

Waarom mogen vrouwen niet net zoveel van seks houden als de man? En een nog belangrijkere vraag: Waarom laten vrouwen elkaar daarin niet vrij?

Om te beginnen…

Niks meer willen horen over feminisme of vrouwenrechten, meisjes in korte rokjes sletten noemen, dames die in een weekend goed los gaan goedkoop noemen, mannelijkheid boven vrouwelijkheid plaatsen door bepaalde taaluitingen, op dit essay neerkijken omdat jij ‘boven’ deze groep vrouwen staat…

Het zijn slechts weinig voorbeelden van hoe wij vrouwen onze eigen geslachtsgenoten in de weg zitten. Om te beginnen, moeten vrouwen worden bevrijd van andere vrouwen.

 

Verder lezen? Dit is het derde en laatste deel van het artikel, Deel 1 en Deel 2 vind je hier.

Dit artikel is ook gepubliceerd in Phronèsis Magazine


Vrouwen moeten eerst worden bevrijd van andere vrouwen - Deel 2

Dit is deel 2 van de serie: Vrouwen moeten eerst worden bevrijd van andere vrouwen. Lees hier Deel 1.

Terug in de tijd

Tijdens de Tweede Feministische Golf kwamen veel vrouwen in opstand en streden voor betaald werk en deelname aan het maatschappelijk leven. Twee bekende bewegingen waren de MVM (Man-Vrouw-Maatschappij) en de Dolle Mina’s die beide streden voor afschaffing van wettelijke discriminatie van vrouwen, legale abortus, kinderopvang en vrouwenarbeid.

Er volgde een periode waarin mishandeling en seksueel geweld tegen vrouwen werd ‘erkend’ en er kwam fundamentele kritiek op de mannelijke overheersing. Radicale groepen zoals Paarse September gingen hier erg ver in. Zo weigerden ze met mannen te praten en vonden ze feministen die niet lesbisch werden geen echte feministen. Er was behoefte aan afzondering van de man en er ontstonden vrouwencafés, vrouwenhuizen, vrouwenwoongroepen, feministische zangkoren en zelfverdedigingcursussen.

Zero Sum Game

Ondanks dat de Tweede Feministische Golf onwijs veel goede dingen heeft voortgebracht voor vrouwen en voor meer gelijkheid heeft gezorgd tussen man en vrouw, lijkt het alsof dit ten koste van het andere geslacht moest gaan. Het lijkt een ‘Zero sum game’: Wat de ene partij wint, verliest de ander.

Deze ‘Zero Sum’ situatie moeten we vermijden door geen mannen af te vallen om vrouwen op te hemelen. Vrouwen hebben in onze samenleving nog steeds een onderdrukte positie maar daar dragen we zelf aan bij.

Echte vrouwen bestaan niet

Seksisme is het vellen van een waardeoordeel op grond van iemands sekse. Zowel mannen als vrouwen doen bewust en onbewust aan seksisme. Tijdens het lezen van het boek: ‘Echte vrouwen bestaan niet’ van Yasmine Schillebeeckx, kwam ik er pas achter hoe vaak ik seksistische opmerkingen maak. Onze taal is doordrenkt van seksisme en zodra we ons daar meer bewust van zijn, kunnen we verandering teweeg brengen.

Schillebeeckx laat zien dat de hoge eisen en idealen die worden gesteld aan mannelijkheid en vrouwelijkheid voor vrijwel iedereen onhaalbaar is. ‘Een echte man is een even grote mythe als de echte vrouw. Het is een onbereikbaar, onrealistisch en vaak zelfs belachelijk ideaal dat we mannen en vrouwen opleggen.’

We worden in de media doodgegooid met de term: een echte vrouw. Een echte vrouw heeft een onverwoestbaar moederinstinct, gaat elke week naar de sportschool en verzorgd haar lichaam tot in de puntjes. Ze is trouw aan haar partner, seksueel ervaren maar ook bescheiden. Ze is zorgzaam, huiselijk, creatief en kijkt graag naar drama of romantische films. Schillebeeckx gaat zo nog even door en opvallend is dat we geen vrouwelijkheid bezitten maar vrouwelijkheid moeten bewijzen. Dit stereotype denken draagt bij aan seksisme in onze maatschappij.

Onze taal

Het zit ook diep verankerd in onze taal. ‘Een vrouw met ballen’ is de duidelijkste en direct ook de lelijkste uitspraak die voorkomt in onze taal. Want waarom moeten we een vrouw die lef heeft, zelfverzekerd is en assertief direct associëren met iets mannelijks? Stoerheid en geen blad voor de mond nemen hebben beide niks te maken met de ballen van een man. Zonder dat we het zelf doorhebben verheffen we hier mannelijkheid boven vrouwelijkheid in simpelweg een uitdrukking.

Wat is wat?

Voor mannen is vrouwelijkheid uitgegroeid tot het ultieme verwijt. Een echte belediging. Alsof iets wat wij met vrouwelijkheid associëren de mannelijkheid kan aantasten. Een opmerking als: ‘Je bent net een wijf’ lijkt erop te wijzen dat ook de man zijn mannelijkheid moet bewijzen. Daar spelen fabrikanten dan weer handig op in. De flessen shampoo en showergel voor de man zijn groot, donker en strak, ze hebben een stoer uiterlijk. Terwijl de flessen voor vrouwen kleurig, chique, zacht en roze zijn. Want stel je voor dat je als man vrouwelijke scheermesjes of vrouwelijke shampoo gebruikt en daarmee je mannelijkheid ondermijnt.

Wat maakt het eigenlijk uit dat mannen hun eigen shampoo willen en vrouwen ook? Schillebeeckx vertelt dat hier geen enkel probleem zit. De onderliggende gedachte is wel problematisch. ‘Het probleem is dat merken door het specifieke gebruik van bepaalde kleuren, slogans en verpakkingen bijdragen aan de strikte definitie van mannelijkheid.’ Mannelijkheid moet vooral niet geassocieerd worden met iets vrouwelijks. Mannelijkheid en vrouwelijkheid worden allebei geassocieerd met bepaald soort karaktereigenschappen. We zetten vrouwelijkheid daarmee recht tegenover mannelijkheid zonder goed te kunnen definiëren wat wat is.

Verder lezen? Hier vind je deel 3:
Vrouwen moeten eerst worden bevrijd van andere vrouwen Deel 3

Dit artikel is ook gepubliceerd in Phronèsis Magazine

Dit is deel 2 van de serie: Vrouwen moeten eerst worden bevrijd van andere vrouwen. Lees hier Deel 1.

Terug in de tijd

Tijdens de Tweede Feministische Golf kwamen veel vrouwen in opstand en streden voor betaald werk en deelname aan het maatschappelijk leven. Twee bekende bewegingen waren de MVM (Man-Vrouw-Maatschappij) en de Dolle Mina’s die beide streden voor afschaffing van wettelijke discriminatie van vrouwen, legale abortus, kinderopvang en vrouwenarbeid.

Er volgde een periode waarin mishandeling en seksueel geweld tegen vrouwen werd ‘erkend’ en er kwam fundamentele kritiek op de mannelijke overheersing. Radicale groepen zoals Paarse September gingen hier erg ver in.

Zo weigerden ze met mannen te praten en vonden ze feministen die niet lesbisch werden geen echte feministen. Er was behoefte aan afzondering van de man en er ontstonden vrouwencafés, vrouwenhuizen, vrouwenwoongroepen, feministische zangkoren en zelfverdedigingcursussen.

Zero Sum Game

Ondanks dat de Tweede Feministische Golf onwijs veel goede dingen heeft voortgebracht voor vrouwen en voor meer gelijkheid heeft gezorgd tussen man en vrouw, lijkt het alsof dit ten koste van het andere geslacht moest gaan. Het lijkt een ‘Zero sum game’: Wat de ene partij wint, verliest de ander.

Deze ‘Zero Sum’ situatie moeten we vermijden door geen mannen af te vallen om vrouwen op te hemelen. Vrouwen hebben in onze samenleving nog steeds een onderdrukte positie maar daar dragen we zelf aan bij.

Echte vrouwen bestaan niet

Seksisme is het vellen van een waardeoordeel op grond van iemands sekse. Zowel mannen als vrouwen doen bewust en onbewust aan seksisme. Tijdens het lezen van het boek: ‘Echte vrouwen bestaan niet’ van Yasmine Schillebeeckx, kwam ik er pas achter hoe vaak ik seksistische opmerkingen maak. Onze taal is doordrenkt van seksisme en zodra we ons daar meer bewust van zijn, kunnen we verandering teweeg brengen.

Schillebeeckx laat zien dat de hoge eisen en idealen die worden gesteld aan mannelijkheid en vrouwelijkheid voor vrijwel iedereen onhaalbaar is. ‘Een echte man is een even grote mythe als de echte vrouw. Het is een onbereikbaar, onrealistisch en vaak zelfs belachelijk ideaal dat we mannen en vrouwen opleggen.’

We worden in de media doodgegooid met de term: een echte vrouw. Een echte vrouw heeft een onverwoestbaar moederinstinct, gaat elke week naar de sportschool en verzorgd haar lichaam tot in de puntjes. Ze is trouw aan haar partner, seksueel ervaren maar ook bescheiden. Ze is zorgzaam, huiselijk, creatief en kijkt graag naar drama of romantische films.

Schillebeeckx gaat zo nog even door en opvallend is dat we geen vrouwelijkheid bezitten maar vrouwelijkheid moeten bewijzen. Dit stereotype denken draagt bij aan seksisme in onze maatschappij.

Onze taal

Het zit ook diep verankerd in onze taal. ‘Een vrouw met ballen’ is de duidelijkste en direct ook de lelijkste uitspraak die voorkomt in onze taal. Want waarom moeten we een vrouw die lef heeft, zelfverzekerd is en assertief direct associëren met iets mannelijks?

Stoerheid en geen blad voor de mond nemen hebben beide niks te maken met de ballen van een man. Zonder dat we het zelf doorhebben verheffen we hier mannelijkheid boven vrouwelijkheid in simpelweg een uitdrukking.

Wat is wat?

Voor mannen is vrouwelijkheid uitgegroeid tot het ultieme verwijt. Een echte belediging. Alsof iets wat wij met vrouwelijkheid associëren de mannelijkheid kan aantasten.

Een opmerking als: ‘Je bent net een wijf’ lijkt erop te wijzen dat ook de man zijn mannelijkheid moet bewijzen. Daar spelen fabrikanten dan weer handig op in. De flessen shampoo en showergel voor de man zijn groot, donker en strak, ze hebben een stoer uiterlijk. Terwijl de flessen voor vrouwen kleurig, chique, zacht en roze zijn. Want stel je voor dat je als man vrouwelijke scheermesjes of vrouwelijke shampoo gebruikt en daarmee je mannelijkheid ondermijnt.

Wat maakt het eigenlijk uit dat mannen hun eigen shampoo willen en vrouwen ook? Schillebeeckx vertelt dat hier geen enkel probleem zit. De onderliggende gedachte is wel problematisch. ‘Het probleem is dat merken door het specifieke gebruik van bepaalde kleuren, slogans en verpakkingen bijdragen aan de strikte definitie van mannelijkheid.’

Mannelijkheid moet vooral niet geassocieerd worden met iets vrouwelijks. Mannelijkheid en vrouwelijkheid worden allebei geassocieerd met bepaald soort karaktereigenschappen. We zetten vrouwelijkheid daarmee recht tegenover mannelijkheid zonder goed te kunnen definiëren wat wat is.

Verder lezen? Hier vind je deel 3:
Vrouwen moeten eerst worden bevrijd van andere vrouwen Deel 3

Dit artikel is ook gepubliceerd in Phronèsis Magazine