Deel 1: Helpt positief denken je gedrag te veranderen?
Vaak weten we wel welke doelen we zouden willen behalen. We zouden een gezonder voedselpatroon willen ontwikkelen, meer willen sporten, eindelijk eens beginnen met die uitgestelde hobby of meer tijd willen besteden aan vrienden of familie. Allemaal leuk en aardig, maar hoe dan? Welke strategieën kunnen we inzetten om onze doelen te behalen?
Toekomst fantaseren
Er zijn mensen die ervaren dat positief denken over de toekomst gedrag kan veranderen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik het heerlijk vind om in mijn eigen, veilige wereldje te dagdromen. Over een huisje met een stukje land waar twee varkens wroeten in de grond, een aantal kippen vrij rondscharrelen en er twee grote Vlaamse reuzen mijn onkruid wieden (en mijn zelfverbouwde sla).
Of over een toekomst in het buitenland, waar ik iets kan betekenen voor mens, dier of milieu. Iets doen wat boven mij en mijn naasten uitstijgt.
Die fantasieën kunnen effectief en nuttig zijn. Het is een fijne bezigheid omdat mensen in het hier en nu positieve gevoelens ervaren bij het fantaseren. Het kan zorgen voor rust, opluchting, blijdschap en vertrouwen. Positief denken of fantaseren over de toekomst heeft dus een positief effect, maar vooral in het moment zelf.
En ACTIE!
Het blijkt dat als we veel en overdadig positief fantaseren, er ook minder actie wordt ondernomen. Ik moet zeggen dat ik me hier erg in herken. Al jaren weet ik dat ik wil schrijven, maar dat was iets voor in de toekomst.
Ik kan heerlijk fantaseren over een schattig tuinhuisje waar ik hele dagen kan besteden aan woorden die ik omvorm in zinnen die op hun beurt veranderen in verhalen. Maar wat gebeurt er dan? In plaats van te gaan werken voor die droom, ben ik mentaal al aan het genieten van mijn schrijfgerei en tuinhuisje. (Of met andere voorbeelden: van je zomerbody, die fantastische baan of die paar dagen weg met familie.)
Positief denken verandert geen gewoontes
Kortom, we ervaren na al dat gefantaseer geen echte urgentie om ons gedrag te veranderen. En wat gebeurt er als we de urgentie niet voelen? Dan komt er ook geen actie. En zonder actie vindt er geen gedragsverandering plaats.
Jammer maar helaas. Positieve fantasieën zijn leuk voor nu, maar het helpt ons niet onze dromen of doelen te verwezenlijken. Maar hoe zit het dan? Moet ik gewoon over meer zelfcontrole beschikken? Over meer wilskracht? Hoe leer ik dat dan? Lees dat gelijk hier in mijn volgende blog.
Ik 'huur' mijn oude slaapkamer terug
Al jaren wil ik meer schrijven. Op zoek naar een manier om dat voor elkaar te krijgen ben ik mij gaan verdiepen in gewoontes, routines en patronen. Uiteindelijk is daar een reeks blogs uitgerold. Want waar begin je als je een gewoonte wil aanleren of doorbreken? Welke strategieën kunnen we inzetten om onze doelen te behalen?
Dit blog is het eerste deel van de reeks en toch start ik niet bij het begin. Je zou het volgende blog kunnen zien als een proloog, een stuk tekst vóór het begin van de reeks blogs.
Ik wil schrijven
Ik wil verhalend schrijven, blogs schrijven, teksten schrijven, mijn ervaringen opschrijven en interessante gedachten uitschrijven. Maar altijd zijn er andere dingen belangrijker. Huishouden, studie, werk, vrienden, sport, relatie, muziek maken, niksen en Netflixen. Dat schrijven, dat kwam vanzelf wel, dacht ik.
Maar nee, dat schrijven komt dus niet vanzelf. Nadat ik mij verdiepte in gewoontes, routines en patronen, ontdekte ik dat ik iets moest doen. Actie, actie en nog meer actie. Ik moest een patroon zien te creëren waarbij ik schrijven niet slechts meer zou zien als iets dat ik graag doe in mijn vrije tijd.
Een stille plek
En nu? Nu zit ik op mijn oude slaapkamer. Voor drie uurtjes want vanmiddag en vanavond geef ik weer bijles. De muren zijn wit en het is er kaal. Jarenlang was dit mijn eigen veilige plek. De fotolijst met mijn opa en oma hangt nog aan de muur. Evenals de fotolijst met daarin mijn eigen smalle gezichtje met het blonde steile haar dat nu in de krul is gesprongen. Ik was een jaar of 12 denk ik.
Het bureau, dat van de ene kant van de kamer tot de andere kant van de kamer reikt, is leeg. Net goed. Twee ochtenden in de week is dit opnieuw mijn eigen veilige plek geworden. Van 9.00 tot 12.00 ‘huur’ ik mijn oude slaapkamer van mijn ouders terug. Goed, goed, huren is een groot woord, het staat niets voor niets tussen haakjes.
Geen doel
Ik leen mijn oude plek als er toch niemand thuis is en het hele huis gevuld wordt met mijn eigen energie. Zoals ik er vroeger zo van kon genieten als overdag iedereen weg was en ik mij onbegrensd door de vrije ruimte kon bewegen die op dat moment alleen voor mij bestemd leek.
En daar zit ik dan. In mijn oude kinderkamer. Ik schrijf over mijn angsten, dromen en gevoelens. Ik schrijf over bedachte personages, over verkiezingsuitslagen en filosofie.
Al die verhalen die ontstaan, daar hoef ik niet per se iets mee. Ja, als er blogs uitrollen, dan komen die op mijn site. Maar al die andere aan elkaar geregen woorden vinden eindelijk hun weg via mijn vingertoppen door de pen heen op het papier (of laptop), gewoon omdat ze het fijn vinden om gehoord te worden. Om vast te staan: definitief en onverzettelijk.
Gewoontes, patronen en routines
Die twee ochtenden, als mijn wekker gaat en ik op de fiets stap naar mijn eigen schrijfkamer, die twee ochtenden horen nu bij mijn nieuwe wekelijkse routine. Geen Whatsapp, geen Facebook, geen Instagram (jaja, ik heb Instagram. Jaren niet aan gewild maar nu toch overstag gegaan, vraag me niet waarom. @boisme.nl) geen huishouden en geen thuiswerkende vriend. Slechts die woorden en ik.
Ik verdiepte me in een gewoonte doorbreken of een gewoonte creëren. Ik schreef er een reeks blogs over. De volgende vier blogs geven een inzichtje in het effect van ‘positief denken’, in wilskracht en zelfcontrole en in het aanleren van nieuwe routines.
'Ben ik mooi?' vraag ik aan mijn oppaskind van 3
Ik ben aan het oppassen op Thijs*. Ik zit op een grote grijze fauteuil naast de bank. Thijs ligt voor me op de grond. Hij rolt over het kleed, grijpt zijn brandweerwagen en ’teeeeduuuttt teeedduuuutt’ de kamer door. Ik kijk naar buiten, naar het vele gras, de dijk en het uitzicht. Maar terwijl ik naar buiten kijk zie ik in de weerspiegeling van het raam ook mezelf. Wat ik zie bevalt me niet.
Mijn haar is dof en krult niet mooi. Ik zie vage contouren van mijn gezicht. Door die vaagheid heen vallen de wallen op en de onrust die mijn poriën al jaren niet hebben verlaten. Ik vraag me af of Thijs al enig idee heeft van mooie mensen en minder mooie mensen. Of dat hij met zijn drie jaar die scheiding nog niet kan aanbrengen.
Spiegeltje, spiegeltje aan de wand…
Natuurlijk kan hij iemand die in zijn gezicht flink verbrand is, overal littekens heeft of maar één oog heeft, onderscheiden van mensen met een relatief ‘normaal’ of laat ik zeggen ‘doorsnee’ hoofd. Maar ziet hij al een onderscheid in natuurlijke schoonheid en minder knappe koppen?
Er zal vast onderzoek naar gedaan zijn maar zin om het op te zoeken heb ik niet. Het is ook niet belangrijk. De vraag is soms belangrijker dan het antwoord. Omdat de vraag het denken aanzet, de blik verruimd, de creativiteit aanspreekt en perspectivische lenigheid creëert (lees: het kunnen waarnemen van verschillende perspectieven).
Wat is een antwoord eigenlijk?
Een antwoord kent voor veel mensen een definitief eind. Het denken mag stoppen, want het antwoord is er.
Voor mij roept ieder antwoord weer nieuwe vragen op, zodat het denken niet tot stilstand komt. Het zorgt soms voor een overvol hoofd dat overuren draait. Daarbij is er een voortdurende afweging of ‘smalltalk’ gepast is, waar ik zeker geen prijs voor win, of de iets diepgaandere conversaties, die me beter afgaan. Sociaal gedrag intrigeert me.
Schat? Schat!
Thijs kruipt bij me op schoot en gaat met zijn handen door mijn net-niet-krullen. ‘Zullen we moedertje spelen?’ Hij klautert van mijn schoot af. ‘Ik ben de moeder,’ zegt hij terwijl hij achter de bank naar het raam toeloopt.
‘Schat, kom je? Ik moet je mooie haren kammen, schat! Schat?’ Ik loop naar hem toe, kniel voor het raam en voel hoe hij met zijn vrachtauto (ja serieus, zijn vrachtauto) mijn haren borstelt.
Ben ik mooi?
‘Mam?’ vraag ik. ‘Ben ik mooi?’ Ik voel hoe de vrachtwagen stopt met borstelen (wat een heerlijke zin om op te schrijven) en stilligt op mijn hoofd. Thijs komt naast me staan en aait met zijn vrije hand over mijn wang.
‘Ja, natuurlijk,’ zegt hij. Even ben ik gerustgesteld en slaak ik een diepe zucht, tot hij vervolgt: ‘want je bent mijn kind’. Ik schiet in de lach maar hij kijkt bloedserieus. ‘Kind, we moeten naar school. Jas aan en schoenen aan, schat! Hup!
*Wegens privacy-redenen is de naam van mijn oppaskind veranderd in Thijs**.
**Dit klinkt zo professioneel en vakkundig dat ik er helemaal van ga glunderen***.
***Dat glunderen trekt die professionaliteit en vakkundigheid weer ietsje in twijfel, wat een realistischere kijk geeft op dit blog. De balans is weer hersteld.
Waarom Facebook geen dagboek is
Een vriendin van mijn moeder verantwoordde laatst waarom ze zo ontzettend veel berichten op Facebook plaatste. Ieder weekend, ieder klusje, ieder ‘bijzonder’ moment met haar kinderen, iedere ‘leuke’ dag op werk, wordt gedeeld. Aan het eind van het jaar laat zij namelijk van al haar berichten een fotoboek afdrukken. Super slim, want zo heb je een overzicht met allerlei mooie (of minder mooie, maar meestal mooie) herinneringen van het afgelopen jaar vastgelegd.
Lief dagboek
Niks mis mee, maar het verraste mij dat ze stelde dat het fungeert als een soort van dagboek. ‘Een dagboek?’ vroeg ik direct op mijn hoede. Mijn gedachten gingen snel en ik vroeg mij af of Facebook voor dit soort mensen de rol van een dagboek kon innemen.
Lange tijd heb ik een dagboek bijgehouden, al is het woord dagboek misschien niet helemaal op zijn plaats. Ik schreef er niet dagelijks in, maar sloeg soms dagen, soms weken over.
Geheugensteuntje
Mijn dagboek was een manier om orde te krijgen over de chaos in mijn hoofd. Een dagboek is altijd autobiografisch en in chronologische volgorde geschreven. Tot zover klopt de vergelijking met Facebook aardig. Het kan een manier zijn om grip te krijgen op je herinneringen, zoals ik als puber veelal ervoer.
Als mijn week bomvol zat met leuke, spannende en nieuwe avonturen of ervaringen, dan moest dat allemaal opgeschreven worden. Als die ervaringen elkaar te snel opvolgde dan voelde dat onprettig. Ik kreeg voor mijn gevoel niet genoeg tijd om deze momenten te verwerken. En wat stelde een ervaring voor zonder overdenking? Zonder verwerking? Zonder reflectie?
De wet van willekeur en de reflectie
Een spannend moment, een leuk dagje weg, een vreselijk harde lachbui met een vriendin, het werd allemaal op de puinhoop van ervaringen gegooid en aan de wet van willekeur onderworpen. Er werd zonder mij erbij te betrekken gekozen voor een lange termijnherinnering of een korte. Dat kon ik niet laten gebeuren. En dus schreef ik boekjes vol. Ik knipte tijdschriften stuk, plakte foto’s in en schreef. Ik schreef.
Maar een dagboek heeft nog een andere functie. Een functie die ik bij Facebook niet voorbij zie komen. Een functie die niet alleen belangrijk is voor jezelf maar ook voor de samenleving. Het is de reflectie die komt kijken bij het schrijven. Kenmerkend voor een dagboek is dat er in wordt opgetekend wat de schrijver waarneemt, overweegt, prettig vindt of juist niet. Dat je het gesprek met jezelf aangaat, je dingen overpeinst.
Een dagboek spiegelt. Je zult merken dat je jezelf anders en beter leert kennen omdat je situaties nog een keer zult moeten overzien als je ze opschrijft. Gevoelens krijgen woorden. Ook heeft het iets persoonlijks, iets intiems. Je probeert jezelf beetje bij beetje bloot te leggen ondanks dat het confronterend kan zijn je naakte spiegelbeeld telkens opnieuw te moeten bekijken.
Facebook is geen dagboek
Dit is echter tegengesteld aan wat ik al jaren voorbij zie komen op Facebook. Facebook kan wel degelijk een enkele functie van het dagboek overnemen, namelijk het geheugensteuntje, maar daar houdt de vergelijking dan ook op. Ik zou willen zeggen: Probeer het ook eens! Zie wat het met je doet als je gevoelens, emoties en herinneringen in taal giet.
Veel penplezier!
Jaloers en gefrustreerd! Ik benijd hen die leven voor zichzelf
De buurvrouw van de grote tuin waar wij op uitkijken (we wonen op de eerste verdieping en hebben een dakterras) is verhuisd. De tuin zag er altijd verzorgd uit met veel planten, bloemen, gekleurde kussens en lichtjes. Er is een jongen voor in de plaats gekomen.
De hele tuin is nu bestraat met grote, mooie tegels en een grote overkapping. (Die overkapping is ideaal aangezien het toch een beetje een vissenkom idee is als er 4 huizen op je tuin neerkijken.) Maar ik zie het steeds vaker gebeuren. Minder groen, meer bestrating want: minder onderhoud.
Dan voel ik me een oude zeur. Een gefrustreerde natuurliefhebber. De bijtjes hebben bloemen nodig en wij hebben bijen nodig. Zonder de bestuiving van bijen en vlinders zouden allerlei bloemen en planten geen zaden en vruchten meer maken en stoppen ze met bestaan.
Iedereen die nog iets weet van biologie, weet dat de producenten aan het begin staan van onze voedselketen en zij het allerbelangrijkst zijn. Tja, een oude zeur dus of een irritante betweter, ook goed.
Idioot
Helemaal als er dan verkiezingen zijn en er drie partijen de klimaatproblemen ontkennen en de grootste partij in ons land al jaren zijn kop in het zand steekt en het op de lange baan schuift. Dat er dan mensen zijn in mijn omgeving die vegetariër zijn, zich zorgen maken om het klimaat maar vervolgens wel Thierry stemmen want tja, dat coronabeleid van hem is wel erg aantrekkelijk.
Een collega zei in een vertrouwd moment dat hij de ideeën van Thierry qua coronabeleid ook wel zou willen. Natuurlijk wilde hij dat ook, net als ieder ander in Nederland. We willen weer kunnen springen en dansen op muziek, zonder te denken aan de verplichtingen die in een razend tempo op ons (jongeren) afstevenen.
We willen weer nieuwe mensen ontmoeten in de kroeg, knuffels geven bij troost en elkaar in de armen vliegen bij blijdschap. ‘Maar,’ zei hij, ‘je stemt niet op een partij die je toevallig aanspreekt op één interessant onderdeel. Je leest het partijprogramma of de samenvatting en vervolgens ga je op zoek naar kritiek op deze partij.’
Ik voegde daaraan toe dat als deze kritiek botst met je eigen waarden en principes, bijvoorbeeld racisme, homo-haat of het uitknijpen van mensen aan de onderkant van de samenleving, je weet waar je eigen waarden liggen. Deze waarden zou je vervolgens kunnen vergelijken met de waarden van partijen, in plaats van te beoordelen of de fractieleider je aanspreekt en debatten te kijken zonder er een steek wijzer uit te worden.
We wilden elkaar bijna om de hals vliegen en knuffelen, mijn collega en ik. Bijna, tja, stomme corona ook.
Ik mis mezelf
Die avond loop ik in het donker over de dijk. Hier is het minste lichtvervuiling en heb je op een heldere avond de meeste kans wat sterren te zien. Ik mis de sterren die in Nieuw-Zeeland niet aan mijn ogen werden onttrokken. Ik mis het gevoel dat we slechts een planeet zijn in een immens groot universum. Ik mis de nietigheid van mijn eigen kleine ik.
Soms benijd ik hen die mogen leven voor hun eigen gewin. Voor het mooie huis en de dure auto waar ze hard voor werken. Voor hun vrienden, status, extra vakanties en erkenning.
Ik benijd hen die niet hoeven na te denken over dingen die buiten hun eigen leefwereld vallen, waarbij de tijd ze vanzelfsprekend meeneemt richting een onontkoombare dood. Voor mij is er dan maar één troost: de tijd houdt ook mijn hand vast en gelukkig zal ze die op een gegeven moment ook los moeten laten.
Geniet jij wel genoeg? Misschien moet je iets meer genieten! Geniet ervan!
Geniet ervan! Geniet ze! Lekker genieten! Geniet er wel van eh? Is nodig!
Als iets belangrijk is in deze tijd, dan is het dat we moeten genieten. Zonder dat we het zelf door hebben leggen we daarmee zowel de ander als onszelf een enorme druk op.
De kerk
Dat we plezier als iets goeds zijn gaan beschouwen en pijn liever vermijden, is het gevolg van de secularisering (ontkerkeling), het verlies van religiositeit. Er is geen paradijs na onze dood, het paradijs is hier, nu!
We zijn zelf onze God geworden. We moeten continu het gevoel hebben dat we leven, genieten en het hoogste haalbare geluk ervaren. Het leven is tenslotte kort en je moet zelf de slingers ophangen (als we het individualisme en de markt mogen geloven).
Het verplichte genieten
De laatste paar maanden van mijn scriptieproces waren zwaar. Als je na 6 maanden, 24 boeken, verschillende huilbuien en heel wat onzekerheden verder, eindelijk je scriptie mag gaan verdedigen, dan is de combinatie van spanning, blijdschap, onzekerheid en trots er één die niet eens in de buurt komt bij ‘genieten’. Toch kreeg ik van zovelen te horen: Geniet er wel van eh? waarbij ik mij voortdurend afvroeg: hoe dan? Keer op keer ontstond er kortsluiting in mijn hoofd bij het ‘moeten’ genieten van dit slopende proces.
‘Waar moet ik van genieten dan? Van de sombere gevoelens waar ik al weken mee rond zeul? Van de stress die mijn lichaam vanbinnen opvreet? Van de angst voor de toekomst of de vluchtdrang? Van het verdriet dat straks echt het touwtje wordt doorgeknipt tussen mij en een opleiding waar ik mezelf heb gevormd en een enorme diepgang en voldoening heb ervaren?’
Ik snap er niks van.
Genieten als doe-woord
Is genieten een werkwoord geworden dat wij actief kunnen bewerkstelligen? Als het antwoord bevestigend is, dan zijn we dus zelf verantwoordelijk als iets niet lukt. Typisch iets van deze tijd: de verantwoordelijkheid ligt bij het individu.
Lamlendig, depressief, chronisch moe of angstig? In diezelfde volgorde: Een schop onder de kont, een cursus positief denken, vroeg naar bed (je zal wel te weinig slapen), een therapeutje hier en een psychiatertje daar en je kunt weer meedoen in de tredmolen van alledag.
Zouden we genieten niet meer kunnen zien als iets dat je overkomt? Of dat je alleen achteraf met een vorm van reflectie kunt toekennen aan een gebeurtenis of ervaring?
Ons doorgeslagen autonome ik
Psychiater Dirk de Wachter schrijft in zijn boek De kunst om ongelukkig te zijn, dat het streven naar een extreme mate van plezier en genot voor ellende en zelfs depressie zorgt. Hoe hoger onze verwachtingen, hoe groter de kans dat het leven tegenvalt. Aangezien we het autonome individu verantwoordelijk houden voor bijvoorbeeld het vormgeven van een plezierig en gelukkig leven, kun je narigheid, ellende en pijn ook alleen maar aan jezelf te wijten hebben. Angst, bedroefdheid, tegenslag en pijn zijn in die context persoonlijke mislukkingen.
Je kunt niet altijd kiezen om ’te genieten’. Net als dat je er niet altijd voor kunt kiezen ‘je goed te voelen’. Soms hebben we een ‘mwaaah-dag’, ervaren we pijn, zijn we gestrest en weerkaatst ons spiegelbeeld niet datgene wat we zo graag zouden willen zien. Soms hebben we periodes, zoals mijn laatste gedeelte van mijn scriptieperiode waarbij er geen sprake is van genieten, geluk of de geweldigheid van het leven.
Er is meer dan genieten
En juist in dat soort periodes kunnen we leren weerbaarder te worden voor de ongemakken en teleurstellingen die het leven kent. Ondanks dat er bar weinig te genieten viel, verdiepte het delen van mijn kwetsbaarheid de relaties met de mensen die heel dicht bij mij staan. De veiligheid en zekerheid dat een ander er voor je is, benadrukt Dirk de Wachter in zijn boek, draagt bij aan de intermenselijke verbinding.
Er is meer in het leven dan genieten en gelukkig zijn. En toch ben ook ik een kind van mijn tijd en ervaar voortdurend de druk om te moeten ‘lukken’, om gelukkig te zijn en van ieder moment bewust te ‘genieten’. Maar is genieten niet iets dat je overkomt? Is het genieten zelf niet een extra ervaring bovenop de ervaring? En kunnen we daarmee ‘genieten’ als doe-werkwoord waar je actief iets mee kan of moet, wegstrepen? Dat lijkt me fantastisch. Een nadenkertje voor dit weekend.
Proviand mee, schaatsen aan en het natuurijs op!
Zooooeeefff, het geluid van ijzer dat glijdt over bevroren water. Af en toe een ‘klik, klak, klik, klak’ tussen het ‘zoefen’ door. De klapschaatsen worden, al is het mondjesmaat, nog steeds gebruikt.
Ik hoor gelach en gegil. Mijn ouders en mijn zus staan al te praten nog voordat we onze fiets hebben geparkeerd in de daarvoor bedoelde berm. Gezelligheidsdieren zijn het. Ik loop alvast het ijs op met in mijn ene hand geleende kunstschaatsen, in mijn andere een rugzak vol met proviand.
Van schaatser naar stuntelkampioen
Mijn noren zijn helaas kwijt en ik voel me een beginner op deze niet-bedoeld-voor-tochten schaatsen. Even wil ik om me heen roepen: ‘Ik kan heus wel goed schaatsen hoor, maar alleen op noren! Ik ben opgegroeid met schaatsen aan mijn voeten!’
Als ik om me heen kijk besef ik dat mensen dwars door mijn schaatskunsten heen kijken. Ze zijn zo blij om weer onder de mensen te zijn. In de verschillende ogen die de mijne kruisen zie ik een schittering. Zowel van blijdschap, als door de felle zonnestralen die weerkaatst worden in het oog en het traanvocht dat hierdoor lijkt te glimmen.
De lucht is blauwer dan ik in weken heb gezien en ik mag dan wel, in tegenstelling tot mijn familie, niet met iedereen een praatje willen maken, ik geniet op mijn eigen manier van de stellen die wandelen over het ijs, de professionele schaatsers en de ijshockeyers die met puck en sticks een partijtje spelen op natuurijs.
Enthousiast gedrag in de vorm van extravert sociaal gedrag, wordt maar al te graag gezien als dé manier om uiting te geven aan een intens geluksgevoel. Maar zoals we dat allemaal kennen, kan geluk ook samengaan met stilte, tranen of bewustwording.
Ik ben er en ik ben er niet
De glimlach van een grootouder die vertederend naar zijn of haar kleinkind kijkt die in zijn eigen wereld al 20 minuten met sneeuw, emmertjes en takjes in de weer is. Of het moment dat je kinderen samen de slappe lach hebben, je als ouder geen idee hebt waarom, maar dat dat er ook eigenlijk niet toe doet. Je hoort er bij en je hoort er niet bij.
Met het observerende vermogen van een kat, geef ik mijn gedachtes de vrije loop terwijl ik bij mijn ouders, zus en wat schaatsers uit Neck sta. En er ook weer niet sta, als je nu begrijpt wat ik bedoel.
In en uit mijn hoofd
Het lijkt of ik sta te wachten tot we verder kunnen, maar dat is een vergissing. Ik vind het op dit moment prettig om zowel in mijn hoofd als daarbuiten tegelijkertijd aanwezig te kunnen zijn. Mijn ouders en mijn zus doen het werk. Zij praten, reageren, verbazen zich en dat kost energie. Zij krijgen daar een ander soort energie voor terug.
Ik luister slechts, zonder direct te willen interpreteren, te willen begrijpen, zonder te reageren. De woorden vormen soms zinnen in mijn hoofd en soms blijven het losse woorden. Alsof ze in mijn hoofd nog geen zin hebben een vaste vorm aan te nemen of hun vaste plek te moeten kiezen. Op deze zeldzame momenten hoeven ze dat ook niet. Laat ze maar vliegen. Laat mij maar vliegen… of uuhh, ik bedoel natuurlijk schaatsen. 🙂
Afgestudeerd bij Centrum Kinderfilosofie Nederland
Dit blog is geplaatst op www.hogeschoolvoortoegepastefilosofie.nl
Eens gaat de zon onder
De zon stond op het punt om onder te gaan. Al de hele avond had ik me verheugd op dit moment. Het was een stille en warme avond, de luchtvochtigheid was hoog en af en toe sloeg ik een mug dood die zoomend langs mijn oor wachtte om op het juiste moment toe te slaan.
Met slechts één wolkje aan de lucht (die met een beetje fantasie de vorm aannam van een kameel) was het moment aangebroken. Het leek nu of de zon met haar onderkant, voor zover zij een onderkant heeft, balanceerde op de horizon. Binnen een paar minuten zouden de laatste zonnestralen van deze avond te zien zijn op mijn huid. Het hoofdstuk was uit, de inkt op mijn ziel gedrukt.
Op het moment dat ik aan deze opleiding begon, was er niet zoiets als afstuderen in de filosofie. Het bestond in mijn hoofd simpelweg niet. Eerst maar eens die eerste paar maanden doorkomen, daarna zag ik wel verder. Maar beetje bij beetje kwam de zon dichter bij de horizon. Langzaamaan begonnen de lessen, de docenten, mijn geliefde klasgenoten, de theorie, de diepgang en het plezier plaats te maken voor de spanning die kwam kijken bij die laatste paar minuten. De bladzijdes aan het eind van dit HTF-hoofdstuk wijdde ik aan Centrum Kinderfilosofie Nederland (CKN).
Mijn scriptie
Het CKN is een organisatie die bezig is om het beroep kinderfilosoof te professionaliseren. Zij heeft hierbij ‘levels’ opgesteld om kinderfilosofen in onder te verdelen. Het probleem was dat er geen duidelijke richtlijnen waren opgeschreven voor het concept kinderfilosoof binnen het CKN. Welk concept van kinderfilosoof voldeed aan de verwachtingen van het CKN die zij had bij het opstellen van de standaarden of levels die horen bij een sterke beroepsgroep?
Er bleek een praktijk te zijn waarbinnen impliciet kaders waren vormgegeven en tegelijkertijd waren er grote lijnen die uit de literatuur naar boven konden worden gehaald. Hoe verhield de literatuur binnen de kinderfilosofie zich tot de al bestaande praktijk waarin kinderfilosofen opereren?
In mijn onderzoek laat ik zien dat een vastomlijnd kader van een kinderfilosoof niet wenselijk is, maar ook niet past bij de beweging die de kinderfilosofie in deze tijd kenmerkt. Dat we niet een precies, onomstreden gemeenschappelijk kenmerk kunnen aanwijzen dat een kinderfilosoof exact omvat, betekent niet dat we niet via een andere manier haar concept kunnen vormgeven. Wittgensteins ‘meaning is use‘ en ’taalspelen’ kwamen hieraan te pas.
Uiteindelijk heb ik een conceptueel kader kunnen creëren waarbij in mijn literatuuronderzoek een aantal kernbegrippen meer helderheid krijgen, waaronder de socratische/niet-wetende houding, de klassieke leraarshouding, inhoudelijke afwezigheid, autoriteit/gezag, veiligheid, verwondering, overwicht en kennis. In mijn praktijkonderzoek koppel ik deze kernbegrippen aan de verwachtingen die er waren binnen het CKN. Ik heb hiervoor een groepsinterview afgenomen onder vier bestuursleden/vrijwilligers van het CKN.
De resultaten van mijn bevindingen en het verslag dat hieruit is gerold wordt omgezet in artikelen voor op de site van het CKN. Op deze manier is er een duidelijke basis gecreëerd voor het centrum en voor de website. De artikelen kun je aankomende maanden lezen op www.kinderfilosofie.nl.
Het wordt donker maar morgen zal het weer licht zijn
In die laatste paar minuten waarin ik de zon onder zag gaan, kwamen licht en donker samen. Er was tijdsdruk, stress, innerlijke onrust, onzekerheid, ziekte en angst voor de toekomst. Allemaal muggen die ik soms wegsloeg, maar waar ik niet altijd de kracht voor had. Jeuk was het gevolg. Tegelijkertijd was er de trots, het harde werken, de filosofie, het CKN met haar mooie mensen, de discipline en natuurlijk de goede begeleiding van mijn scriptiebegeleider Leon Heuts.
De zon is onder, mijn studie aan de HTF voorbij
Het is donker, maar morgen zal het licht er weer zijn
Meer lezen over mijn laatste dag als student Toegepaste Filosofie? Klik hier

Mijn laatste dag als student Toegepaste Filosofie
Het geluid van mijn wekker dringt net iets sneller tot me door dan anders. Alsof mijn hand al lag te wachten om zanger Eloi van de band Kensington de mond te snoeren. Normaal is het zijn taak om me terug te brengen van een fantasievolle droomwereld naar een werkelijkheid vol to-do lijstjes. Die to-do lijstjes zullen voor even slinken. Vandaag komt er hopelijk witte rook uit de schoorsteen.
Afstuderen in de filosofie
4,5 jaar geleden begon ik aan dit filosofische avontuur met een nieuwe liefde en al snel een Nieuw-Zeelands tussenjaar. Na hard werken mocht ik 7 maanden geleden beginnen met afstuderen. Het advies ‘blijf thuis’ kwam soms goed uit. Zonder kroegen, lezingen, festivals, filosofieworkshops, dagjes weg, verjaardagen en meer, lag de focus zonder enig schuldgevoel bij het schrijven van mijn scriptie.
Toch was het geen makkelijk proces. Opnieuw had ik moeite om mezelf niet voorbij te lopen. Vriendinnen vertelden over hun strubbelingen, vooral het gebrek aan discipline. Ik vertelde over mijn doorgeslagen werkdrift. Een half jaar lang ging op iedere vrije dag mijn wekker om 7.30, om vervolgens achter mijn laptop te kruipen en daar soms pas ’s avonds weer achter vandaan te komen. Ieder zijn eigen leerproces, dacht ik dan.
Later als ik groot ben
De laatste twee maanden vroegen veel mensen aan mij wat ik hierna ga doen. Ik vond dat een vervelende vraag. Alsof zij gemakkelijk over die hoge drempel heen konden stappen die ik nog over moest: het verdedigen van mijn scriptie. Alsof later altijd belangrijker was dan nu. Alsof ik al met één been over die drempel moest staan, mijn hand boven mijn ogen, turend in de verte.
Ik wilde nog niet weten wat er zou gebeuren als ik uiteindelijk over die drempel zou stappen. Als ik over dat muurtje heen zou klimmen, op de rand mocht gaan staan, een laatste keer om zou kijken naar mijn scriptiebegeleider en hij dan de legendarische woorden zou zeggen: ‘Spring maar Bo, de wereld ligt aan je voeten’.
Hoe nu verder?
Nu mijn verdedigingsgesprek nadert, weet ik het antwoord. Tijdens een van mijn vele wandelingen dacht ik namelijk aan het woord ‘later’. Ik besloot later niet nodig te hebben. Want zelfs als later verschijnt in het moment, zullen we haar niet meer herkennen. Later zal zich ieder moment aanpassen en vervormen. Ze zal ons doen verlangen naar een toekomst die wellicht nooit komt. Net als nostalgie ons kan doen verlangen naar een verleden dat er misschien wel nooit is geweest.
Maar voor de mensen die het toch willen weten. Ik heb mijn antwoord klaar. Het antwoord op de vraag wat ik ‘hierna’ ga doen. Hierna zal ik mijn zoete weekenddromen niet meer laten verstoren door de intieme klanken van Eloi zijn stem. Laat mij maar slapen. Zaterdag zal ik voor het eerst in lange tijd mijn wekker niet zetten.
Tot zover mijn later. Tot later.
Interview Barry Mahoney “Alleen maar zeggen ‘dit vind ik’, is nooit genoeg”
Gepubliceerd in Phronèsis, het vakblad voor Toegepaste Filosofie
www.phronesismagazine.nl
Interview met lerarenopleider Barry Mahoney
Door: Bo Kok
Barry Mahoney leidt docenten Maatschappijleer op aan de Hogeschool van Amsterdam en studeerde Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij mag zichzelf sinds 2014 Socratisch Gespreksleider noemen en begint binnenkort met zijn PhD, waarin hij onderzoekt of het socratisch gesprek bij mbo-niveau 4-studenten leidt tot beter kritisch denken. Mahoney pleit voor filosofieonderwijs in het vmbo, vindt denkruimte creëren bij jongeren een vereiste en dwingt leerlingen verantwoordelijkheid te nemen voor het gesproken woord.

Als docent op de HVA leid je toekomstige maatschappijleer docenten op. Hoe zou je jezelf omschrijven als docent en welke houding neem je daarbij aan?
“Ik ben een filosofische zeikerd. Een horzel, zoals Socrates ook wel wordt genoemd door zijn geniale, botte maar oprechte manier van waarheidsvinding. Socratisch zeiken is voor mij een houding die ik af en toe aanneem in mijn lessen, waarbij ik leerlingen even laat stoppen met wat ze aan het doen zijn, met wat ze denken. Wat gebeurt hier? Welke aannames doe je en welke argumenten heb je?
WAAROM LIGT DE NADRUK IN HET ONDERWIJS OP LEREN EN NIET OP DENKEN?
Ik probeer ze te leren kijken naar hun eigen gedachten en deze heel traag af te pellen. De meeste leerlingen ervaren op zo’n moment een aporie. Uit een bepaalde vraag komt niet altijd een bevredigend antwoord. Leerlingen raken verward en weten niet meer hoe het zit. Ze raken in verwarring over hun eigen ideeën. Eerst dachten ze zeker over iets te zijn, maar dat is opeens niet meer zo vanzelfsprekend. Het is een prachtig fenomeen om te zien bij die jongelui, waar ik ontzettend van kan genieten. Iemand die twijfelt, die blaast zichzelf niet op. Als je extreem bent, dan twijfel je niet.”
Je pleit voor filosofieonderwijs in het vmbo. Op dit moment wordt het vak filosofie alleen aangeboden op de havo en het vwo. Er heerst het stigma dat filosofie alleen voor denkers, geleerden of intellectuelen interessant is. Wat zou filosofie vmbo’ers kunnen bieden?
“Filosofie is het leren inzien dat gedachten tijdelijk zijn. Dat het constructies zijn. Voor alles wat je wilt leren, moet je eerst leren denken. Maar waarom ligt de nadruk in het onderwijs dan vooral op dat leren en niet op het denken? Denkruimte creëren is essentieel en daar is de socratische methode erg geschikt voor.
Uit internationaal onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat kinderen op het vmbo matig scoren op burgerschapcompetenties. Dit zijn 60 procent van onze leerlingen! En juist op het vmbo is er geen ruimte voor een vak als filosofie, waarbij leren nadenken, je mening kunnen beargumenteren en meerdere perspectieven kunnen zien, centraal zouden kunnen staan. Op havo/vwo leren kinderen bij maatschappijleer vooral kritisch denken en reflecteren op bestaande structuren. In het vmbo leren kinderen voornamelijk hoe je je hoort te gedragen in een samenleving. Dat laatste is toch niet wat je wil? Je wil leerlingen zelf leren nadenken, leren hun eigen mening te bekritiseren en leren dat woorden niet gratis zijn.”
“IEMAND DIE TWIJFELT, BLAAST ZICHZELF NIET OP.”
Bedoel je daarmee dat we verantwoordelijkheid moeten nemen voor wat we zeggen? Steeds vaker hoor je het pseudo-argument: ‘Dat is gewoon mijn mening’ en daarmee is het gesprek dan ten einde. Ook veel jongeren blijken goed te zijn in hun mening delen met de rest van de wereld, zonder met gegronde of goed onderbouwde argumenten te komen.
“Ja, tegenwoordig kun je zeer makkelijk wegkomen met ‘dat is gewoon mijn mening’. Maar zoals Hannah Arendt zegt, zijn woorden die in de buitenwereld terecht komen, direct een aanleiding om het erover te hebben. Leerlingen moeten leren verantwoordelijkheid te nemen over wat ze zeggen en als ze dat kunnen, dan doet wat mij betreft de inhoud er niet toe.
Van mij mag alles gezegd worden, zolang we er samen over kunnen praten en kunnen ontleden wat er achter een bepaalde opvatting schuilgaat. Alleen maar zeggen: ‘dit is gewoon wat ik vind’ is dus nooit genoeg. Als je een bepaald standpunt inneemt, bijvoorbeeld dat je tegen homoseksualiteit bent, dan zal je verantwoording moeten afleggen op basis van iets wat we met zijn allen kunnen testen. Hier komt het socratisch gesprek om de hoek kijken. Je zet een onderwerp neer en dat onderzoek je met elkaar. Niet op basis van alleen je eigen ervaring, want ik kan niet onderzoeken hoe jij dat hebt ervaren. Je doet uitspraken en op basis daarvan bepaal je met elkaar of dat logisch is of niet, waar of onwaar. Met elkaar kunnen we dat testen in een wereld die we samen delen. Want die gedeelde wereld, moeten we met elkaar zien vorm te geven.”
ZEGGEN: ‘DAT VIND IK GEWOON’ IS NOOIT GENOEG
Kun je uitleggen wat je zou doen als een leerling op een bepaalde opvatting reageert met ‘dit is gewoon mijn mening’?
“Afhankelijk van de leerling kun je reageren met: ‘Nou, dat vind ik een hele domme opmerking.’ Zodra die leerling daar dan op reageert, zeg je: ‘Ja, maar dat is gewoon mijn mening. Goed gesprek hebben we, hè?’ Of je zegt: ‘Ik vind jouw moeder een hoer, dat vind ik gewoon. Leuk gesprek, moeten we vaker doen!’
We willen zo graag dat onze kinderen een mening vormen, terwijl het soms beter is als je helemaal nog geen mening hebt. Als je even een stapje terugzet en kunt kijken naar wat er nu eigenlijk gebeurt. Dat gaat niet vanzelf, daar moeten leerlingen in getraind worden.”
Hoe zie je filosofieonderwijs in het vmbo voor je?
“Filosofie kan best een invulling van burgerschap zijn. Een reeks filosofielessen bij maatschappijleer bijvoorbeeld. Filosofie hoeft niet per se een los vak te worden in het vmbo, er zou binnen verschillende vakken aandacht aan besteed kunnen worden. Ik zie filosofie en leren denken meer als een opdracht, zoals je ook kinderen sociale vaardigheden leert. Het gaat erom dat kinderen meer bedachtzaam het onderwijs verlaten. En niet alleen maar vol met kennis. Liever allebei. Kunnen denken is zo belangrijk.”
Je beschrijft jezelf op LinkedIn als horzel. Zouden er volgens jou meer ‘horzels’ rond moeten lopen in de samenleving? Mensen die steken, die bevragen, niet alles aannemen, die filosofisch zeiken?
“Ik heb daar eigenlijk nooit zo goed over nagedacht. Interessant is het wel. Op LinkedIn vind ik het erg leuk om voor horzel te spelen. Tegen mijn leerlingen zeg ik vaak ‘Op LinkedIn zei ik laatst…’ Dat is nu echt een running gag geworden. Laatst had ik op LinkedIn een discussie met de organisatoren van de black achievement month, waarin allerlei zwarte sleutelfiguren uit het verleden onder de aandacht worden gebracht bij een breed publiek. Ik vroeg: ‘Wanneer is iemand volgens jullie zwart? Zijn mijn zoons zwart met een Surinaamse moeder en een witte vader? Wat verstaan jullie precies onder zwart?’ Ik begrijp de hele beweging heel goed en heb respect voor de dingen die zij organiseren, maar ik wil dat er wordt nagedacht over hoe je dingen inkadert. Als ze er niet uitkomen, is dat niet erg, als ze maar die denkruimte pakken.
ALS WE ALLEMAAL HORZELS WAREN, ZOU DAT DOODVERMOEIEND ZIJN.
Ik denk dat iedere organisatie wel een horzel kan gebruiken maar ik zou niet durven zeggen of het er meer moeten zijn. Een vriend van mij is een nog grotere filosofische zeikerd dan ik en bevraagt echt alles. Dan denk ik wel eens: je hoeft niet alles te bevragen, soms wil ik ook gewoon even iets zeggen. Als we allemaal horzels waren, zou dat doodvermoeiend zijn. Het gaat om een mix van mensen. Mensen die prikkelen, mensen met een sterke mening, mensen die overal aan twijfelen en mensen die irriteren. We hebben ze allemaal nodig.”