Als je les gaat over doorzetten en de les mislukt - Filosoferen met kinderen
Ik had een les voorbereid over doorzetten. Een aantal maanden eerder had ik ‘m gegeven aan groep 7/8, in een andere vorm weliswaar, maar het idee bleef hetzelfde. ‘Wat hebben we nodig als we door willen zetten?’
Dombo de olifant
Groep 3/4. Het woord doorzetten bleek nog niet te bestaan, laat staan de betekenis achter het woord en ik wist dat niet. Tijdens mijn les kwam ik erachter dat ik veel te abstract bezig was.
Ik vertelde eerst een verhaal over een dikke olifant die zich verveelde in de dierentuin en vrijheid wilde proeven. Iedereen vond dat hij thuis hoorde in de dierentuin maar het grote gevaarte wilde het tegendeel bewijzen.
Na het verhaal praatten we wat na en uiteindelijk vroeg ik: ‘Wat heb jij nodig als je wil doorzetten?’
Nu komt het
Nou, goed. Er kwam niks uit. Bleek dat de kinderen geen idee hadden wat doorzetten was. En ook toen ik via het verhaal vroeg hoe we konden ontdekken wat het was, kwam het gesprek niet op gang. Echt filosoferen hebben we dus niet gedaan. Pas de laatste vijf minuten zag ik ineens een manier om ze ‘aan’ te krijgen en aan te sluiten bij hun belevingswereld.
Te laat voor deze klas, maar aangezien ik er nog 7 had deze week, kon ik het geleerde meenemen naar de volgende les.
Torenhoge verwachtingen en teleurstelling
In het begin had ik torenhoge verwachtingen van mezelf en ook van de klassen. Bijna iedere les was ik teleurgesteld, aangezien de praktijk een slechte weergave is van de ideeënwereld waar mijn hoofd vol mee zit.
Die verwachtingen heb ik langzaam bijgesteld. Ik heb geleerd dat het filosoferen zelf een middel is om andere doelen te bereiken, hoe klein ook. En soms filosoferen we niet echt, duiken we niet de diepte in, loopt het gesprek niet lekker, maar zijn er alsnog vaardigheden/doelen die worden aangeraakt. Hoe klein ook.
Terug naar de les
In de tweede les vroeg ik de kinderen om met mij na te denken wat de olifant nodig zou hebben om te kunnen ontsnappen. Zouden we verschillende ontsnappingspogingen kunnen bedenken met ons creatieve brein?
Het werd een mooie les waarin ik voor de kinderen de vertaalslag maakte naar onze wereld door het stellen van vragen.
Verschillende ontsnappingspogingen
De olifant ontsnapte volgens een kind via een ladder en soms hebben we inderdaad materialen nodig om door te kunnen zetten. Welke materialen zouden we nodig kunnen hebben als het met rekenen niet lekker gaat?
De olifant ontsnapte met de hulp van de bewakers. Inderdaad, soms heb je hulp nodig van andere mensen als je door wil kunnen zetten.
De olifant ontsnapte door heel hoog te springen. ‘Wat heeft hij daarvoor nodig?’ De kinderen: ‘Kracht, energie en sterke spieren.’
‘Soms hebben we kracht, energie en sterke spieren nodig om door te gaan als we iets moeilijk vinden. Zou iemand een ander voorbeeld kunnen noemen waarvoor je deze drie dingen nodig hebt?’
De olifant ontsnapte door heel veel te poepen waardoor de bewakers flauw zouden vallen van de lucht en hij kon ontsnappen. Wat had de olifant daarvoor nodig, vroeg ik aan Miguel. ‘Zijn eigen lichaam en zijn hersens om het plan uit te denken’, antwoordde hij.
Doorzetten
Als je les gaat over doorzetten en je les mislukt, dan ga je door. Wat ik daarvoor nodig heb?
– Een mooie werkplek waar de mogelijkheid er is om te vallen, uit te proberen en op te krabbelen.
– Meerdere klassen in dezelfde leeftijdsgroep waardoor je dezelfde les opnieuw en opnieuw aan kan passen en veranderen.
– Mildheid en geduld met en naar mezelf toe.
Hij is mijn liefste mens
Bezien
Zie het als falen
Zie het als strijd
Zie het als dansen
of als verwijt
Zie het lachen,
de pijn
Zie het verschil,
de angst of de schijn
Zie ons
Gevuld of verlaten
Gevormd of verzonnen
Gekweld van vreugde,
slenterend door straten
Zie een jaar
Een dag
Een verleden erbij
Wees verloren
Voel je een winnaar
Kijk naar vandaag en vrij met mij
Geen talent: 'Het is maar een hobby Bo, gewoon een hobby'
Van jongs af aan worden we gestimuleerd dat te doen waar we goed in zijn. Maar het is niet voor niets dat mijn generatie (millennials) en de generatie na mij (generatie Z) minder hobby’s heeft dan ooit eerder is vernomen.
Oké, misschien heeft dat iets te maken met het digitale tijdperk, maar onze kijk op het kapitalisme heeft hier, naast ons nutsdenken, zeker ook een bijdrage in.
Money, money, money
Als je iets leuk vindt en je bent er vaak mee bezig, dan moet je er eigenlijk gelijk je werk van maken. Van alle kanten wordt dit ook benoemd: ‘Misschien kun je het verkopen, jezelf in laten huren, je eigen bedrijfje hierin beginnen?’
Ik hoor dan vaak: ‘Als je van je hobby je werk maakt, dan hoef je nooit meer te werken’. (Dit is een afgeleide van Confucius die zei: ‘Als je een baan vindt die bij je past, dan hoef je nooit meer te werken’.) Maar als je van je hobby je werk maakt, dan vervang je dus het woord hobby voor het woord werk. De conclusie dat je nooit meer hoeft te werken klopt dan niet. Je moet nog steeds werken, je hebt alleen geen hobby meer.
Goed, goed, taalgeneuzel ook. Wat ik alleen maar wil zeggen is dat hobby’s schaarser lijken te worden en de drang ergens goed in te zijn (en er dus uiteindelijk geld mee te verdienen) groot is.
Amuzikaal en toch een instrument willen spelen
Ik weet niks van toonladders en toonsoorten. Ik weet nog net het verschil tussen een akkoord en een noot, maar vraag me niks over die akkoorden zelf. Mijn ukeleleleraar en ik lijken een andere taal te spreken:
‘Nee Bo, dit is een vierkwartsmaat dus dan kan die strum natuurlijk niet.’ Weet ik veel.
Of: ‘Oh, dat akkoord klinkt niet zo lekker. Wacht, we pakken even een andere,’ tokkelt op z’n ukelele, kijkt bedenkelijk en zegt: ‘Ohja, we kunnen de F#m wel invoegen. Dat klinkt beter’.
En ik? Ik hoor amper verschil, neem het voor lief, glimlach en speel voortaan het akkoord F#m (wel met het vertrouwen alsof ikzelf op dit ingenieuze idee ben gekomen).
Theoretische kennis
Er gaat een theorie achter schuil waar je u tegen wil zeggen, al weiger ik ook mijn ukelele met die beleefdheid te behandelen. Ze is meer mijn maatje dan mijn buurvrouw op leeftijd. Meer een verlengstuk van mijn arm dan een voorwerp waar je liever niet aankomt (zoals mijn bloeiende cactus in haar prachtige roze pot met sterretjes.)
En toch, ondanks de onwetendheid, het talentloze, mijn amuzikale gepingel, geniet ik van ons samenspel. De lieve klanken die ze fluistert terwijl mijn vingers langs haar snaren glijden. De focus als een moeilijk akkoord zich moet gaan vastzetten in mijn hand, mijn lichaam als het ware moet binnendringen en door middel van herhaling zich omzet in een handeling waar mijn denken niet meer bij kan.
Negeer het maar
Iedere keer negeer ik dan het stemmetje in mijn hoofd. Het stemmetje dat mij vertelt hoe ik hier een slaatje uit kan slaan. Dat ik harder en meer moet oefenen. Wat het voor nut heeft als ik de theorie niet eerst ga leren en beheersen. Waarom ik mezelf niet 3 maanden opsluit om echt een goede ukelelespeler te worden. Wat ik kan doen om deze hobby toch te gebruiken voor iets nuttigs. De beginselen aan andere te leren misschien?
Het negeren gaat steeds beter. Het is een hobby Bo. Het is gewoon een hobby. Een hobby waar je geen talent voor hebt, maar waar je wel heel veel plezier uithaalt. En dat is oké. Wat is jouw hobby?
Minimalisme ammehoela
Twee weken geleden zijn we verhuisd. Onze oude huurwoning ging met €450,- per maand(!) omhoog. (Ja inderdaad, om je schoen bij op te eten als je überhaupt nog geld over hebt om nieuwe schoenen te kopen.)
Een nieuwe trend
Verhuizen zet je altijd aan het denken over de hoeveelheid spullen die een mens nodig heeft of belangrijk acht.
Jaren geleden verdiepte ik mij in ‘minimalistisch leven’, een hype die uitgaat van het ‘less is more’ principe: alleen datgene bewaren wat belangrijk voor je is en dat verwijderen wat je daar niet bij helpt. Een mooi principe leek me.
Ontspullen was voor mij een manier om meer overzicht te creëren in mijn hoofd. Maar zoals met alles het gevaar is, zag ik het bij sommige minimalisten doorslaan. Van de behoefte aan rust en meer ruimte, schoot de voortdurende drang te ontspullen door naar een obsessie met minder, met leegte, met weggooien.
Het kan ook te gek
Ik sprak met een man van middelbare leeftijd. Zo eentje die na goed geld te hebben verdiend en zijn longen naar de kanker toe te hebben gerookt, zijn leven ineens 180 graden veranderde. Bezig zijn met de gezondheid verving zijn rookverslaving en daar kwam natuurlijk na fysieke inspanning ook de mentale bij. Het hoofd moest opgeruimd. En dus het huis ook.
De man had al zijn oude (liefdes)brieven, dierbare foto’s en belangrijke kaarten van vrienden weggegooid met het idee dat de taak van die brief, kaart of foto was volbracht. Ik kon mijn schoen er wel bij opeten zo verbaasd was ik (maar ja, geen geld voor een nieuw paar eh, vanwege onze huur nu. Die is namelijk ook niet laag ofzo 😉 ).
Doorgeslagen idioten
Want waarom zou je een mooie foto of lief geschreven kaart met emotionele waarde weggooien? De man redeneerde als volgt: Degene die het geschreven heeft, weet het inmiddels toch niet meer. Het ‘ding’ heeft zijn taak toen volbracht, het moment is voorbij.
Het stuitte me tegen de borst. En niet zo’n beetje ook. De herinnering, het pijnlijk falende geheugen van ons als mens, het verlangen en de fantasie waren delen in mij die niet wilde afsterven voor ‘het hier en nu’. Rot op met je hier en nu. Ik wil soms kunnen vliegen naar een wereld die niet bestaat, naar een verleden die niet heeft bestaan en naar een toekomst die nooit komen gaat. Laat mij maar dromen.
Laat mij maar verzamelen
Ook al ben ik een voorstander van ontspullen en een opgeruimd hoofd,
daarboven staan altijd nog de ideeën, de creativiteit, de dromen en de verhalen.
Laat maar op mij neerdalen.
Laat mij maar verdwalen.
In de herinneringen die wij door middel van kaarten, foto’s en brieven bij elkaar naar boven halen.
Aangezien we uiteindelijk zonder te kiezen,
het leven,
naar behoren geleefd of niet,
toch zullen verliezen.
PS. De bijzondere schelp op de foto, gevonden in Nieuw-Zeeland, ligt nog steeds in mijn badkamerkastje niks te doen. Nou en. Hij vindt het heel fijn in ons kikkerlandje en ik vind het gevoel wat ik krijg als ik ‘m daar, helemaal geel en met zijn gekke vorm, zie liggen ook heel erg fijn.
Sorry lieve vrienden en familie die ons hebben geholpen met verhuizen. Al onze boeken, kaarten, brieven, foto’s, hobby-spullen en onnodige schelpen hebben jullie omhoog getild. Mega bedankt, want doorgeslagen minimalisme, ammehoela.
Voor het eerst aan de wodka
Sommige mensen zijn in alles ietsje later. Later met lopen, later met praten, later met leren, verlaat in de puberteit of later seksueel actief. Bij mij komt daar nog later of eigenlijk ietwat trager in begrip bij kijken (niet per se handig bij goede grappen).
Nuchter of dronken
Ik ben vaak een laatbloeier genoemd. Gek genoeg vond ik dat altijd een beetje apart, aangezien ik tegelijkertijd te horen kreeg dat ik mijn leeftijdsgenootjes qua interesses en denken ‘vooruit was’. Dat botste. Wie was ik nou? Kon het niet wat duidelijker?
Leven wilde maar geen helderheid verschaffen, eenduidigheid bleek niet te bestaan. En dus snapte ik niks van mensen die maar wat graag die roes van onduidelijkheid opzochten en de volgende dag met een smile van oor tot oor verkondigden dat ze zich niks meer konden herinneren van de vorige avond. Tot zover je ‘leuke’ avond, dacht ik dan.
Het Utrechtse nachtleven
Gisteren zat ik in de kroeg met een vriend van de studie. In de knappe stad Utrecht. De sfeervolle kroegen vol met studenten ademden de zweterige geur van nostalgie. Ik genoot voor 7. Want 7 jaren lang had ik alcohol als een vijand beschouwd. Als opium; een bedwelmend genotsmiddel.
Ik vergeleek de giftige stof altijd met een oude, eenzame man die langzaamaan de bomen kapt in zijn tuin en de bossen daaromheen.
Alcohol doodt meer dan je lief is
Iedere slok waarmee mijn hersencellen werden gedood, voelde voor mij als het omhakken van een boom, terwijl ik alle bomen nodig had om de wereld mee te kunnen zien. Om in de bomen te kunnen klimmen en vanuit nieuwe perspectieven de wereld te kunnen aanschouwen. Daarnaast gaven die bomen mij zuurstof en een vorm van helderheid, terwijl (de angst voor) alcohol mij vaker de adem en het zicht benam.
Sorry mam
Gisteren is die oude houthakker in mij overleden. En met hem de angst voor verdovende, verslavingsgevoelige middelen. Misschien verontrustend voor mijn moeder, maar voor de rest best een mooie ervaring voor een laatbloeier. Als laatbloeier sla je namelijk niet bepaalde fases of ervaringen over, je beleeft ze alleen nadat de meeste andere mensen het (voor het eerst) ervaarden.
Conclusie:
Wijn is niet mijn ding (geen rood of wit, zoet of droog, fruitig of chocolade-achtig). Whisky doet pijn aan mijn lippen, tong en keel en een shotje wodka ga ik bijna van over mijn nek. Een fruitbiertje is helemaal prima en dansen in de regen om 1 uur ’s nachts ook.
Want voor even maak ik mij, terwijl het giet van de regen, niet druk om de grote druppels die mijn zicht via mijn bril belemmert en heeft die afgenomen helderheid gezorgd voor een nieuwe kijk op vriendschap.
PS.
Voor mijn grootste fan: Neem de blog met een korreltje zout mama (en een lekkere tequila met wat citroen) en bedenk je dan dat het jouw moeder was die mij leerde te proosten op het leven. Dat heb ik vannacht gedaan. Ik heb geproost op het leven. Amen.
Ongemak dient de mens
Het benauwt me als ik bij een vriendin binnenkom en ik na een tijdje merk dat ze alles in huis heeft wat haar hartje begeert. Wanhopig zoeken mijn ogen naar enig vorm van onbehagen. Een scheef kastje, een kras op de muur, een lekkend raam of een schilderij dat niet waterpas hangt.
Wat doet een huis, waarin alles zo perfect is ingericht en er van ongemak bijna geen sprake kan zijn, met mij? Waar komt de paniek die ik op zo’n moment kan voelen vandaan?
Mijn huis als grotere ik
Misschien is een huis voor mij een weerspiegeling van het mens zijn. Ik voel me niet op mijn gemak in huizen waarin het lijkt of ik een tijdschrift in ben gestapt. Waarbij ik bang ben te morsen op de bank of ieder krasje op de tafel te zien is.
Misschien wil ik op de plek waar ik woon, het onbehagen proeven dat ik als mens ook ervaar. In een onvolmaakt huis wonen, omdat ik zelf zo onvolmaakt ben als maar kan.
Verlangen als doel en niet als middel
Daarnaast wil ik kunnen blijven verlangen. Verlangen naar een plek waar ik niet aanhoudend koude voeten heb zonder sloffen. Waar niet de sigarettenlucht van de buren door de afzuigkap mijn woonkamer in drijft. Of de eeuwig langsrazende toeterende auto’s mij niet meer afleiden.
Ironisch genoeg ben ik juist bang voor zo’n plek waar niks meer te verlangen valt. Want wat dan? Dan is het verlangen vervuld en what’s next? Nog groter? Nog meer geld? Nog meer vakantie? Nog meer angst om te verliezen wat je hebt?
Found it!
Aaaah, daar heb je het! Finally! De onderliggende gedachte. De kern van het probleem. Als mensen veel waardevolle bezittingen hebben, dan zijn ze banger om al die zaken te verliezen. En dat is best logisch. Als je niks hebt, kun je ook niet zoveel verliezen. Als je veel geld hebt, kun je ook veel geld verliezen.
Het is een van dé redenen die verklaart waarom mensen in rijke landen angstiger zijn. Waarom mensen die eigenlijk niks te klagen hebben, toch op een partij als de PVV stemmen. Omdat ze bang zijn dat te verliezen wat ze hebben verworven. Omdat vluchtelingen anders hun banen en huizen inpikken.
Bang voor het bang zijn
In plaats van bang te zijn dat te verliezen wat ik heb, ben ik grappig genoeg bang voor de angst die komt kijken bij het leven in luxe en comfort.
Bang voor de angst om niet meer zonder datgene te kunnen waar je je zo aan hebt gehecht en waar je eerst ook prima zonder kon (een nog duurdere auto, een robotstofzuiger, een elektrische fiets, drie dezelfde (dure) jurken in een andere kleur, een föhn van Dyson, dat ene gouden horloge, een zeer prijzig koksmes, een caravan-mover, de nieuwste Iphone, een grote tuin, etc.).
Een vlekje op de muur
En ja, misschien is bang zijn een groot woord. Ik wist alleen dat er iets uit mij moest, toen ik met mijn hand langs de door lekkage bruin geworden vlek streek op de muur. We moeten namelijk deze woning uit.
Mijn ogen vallen liefkozend op het scheve kastje en de gebroken tegels in mijn keuken, op de toiletrolhouder die continu van de muur afvalt en de wc-rol die, als gevolg daarvan, nu al een tijdje op het prullenbakje staat.
Ik ril en kijk op de thermometer. 18,5 graden. Ik doe mijn dikke trui aan en haal mijn schouders op. Prima temperatuur.
'Bloemkool, doet het pijn om uit de grond te worden getrokken?'
Deze week begon het filosoferen met de groepen 5 t/m 8. Het onderwerp? Een pratende bloemkool. Raar? Zeker. Nieuw? Dat ook. Grappig? We hebben wat afgelachen!
Een pratende bloemkool
De klassieke eerste les in de kinderfilosofie is de les met de bloemkool. Ik kon niet achterblijven en dus kwam ik, gewapend met een roze box met daarin een bloemkool onder mijn arm, de klas binnen.
Na een korte inleiding over wat filosoferen precies inhield, konden we aan de slag. Je kunt het beste ervaren wat filosoferen is, door het te doen. Ik vertelde de klas dat in de grote roze doos een pratend ding zat. Terwijl ik de doos opende en de bloemkool eruit haalde werd er bij het zien van de bloemkool gelachen, gegild, met de ogen gerold en sommige mini-filosoofjes begonnen direct met creatief denken. Ze probeerden manieren te verzinnen waarom ik dit een pratende bloemkool noemde.
Het gedachte-experiment
In de filosofie is het ‘gedachte-experiment’ een belangrijke tool om na te kunnen denken over dingen die in het echt misschien niet kunnen, maar die het denkvermogen wel kunnen oprekken. Vanuit je luie stoel, kun je op deze manier tot nieuwe kennis komen. Vaak begint een gedachte-experiment met: ‘Stel je eens voor dat…’
Zo ook in mijn filosofieles: ‘Stel je eens voor dat deze bloemkool kon praten, wat zou je ‘m dan willen vragen?’
Vragen durven stellen
Er werd veel gegiecheld, gelachen, gespeeld en ontdekt. En dat was juist de bedoeling. De kinderen durfden zich te laten verwonderen en durfden het vanzelfsprekende te bevragen:
‘Bloemkool, doet het pijn als je uit de grond wordt getrokken?’
‘Bloemkool, hoe zou jij kunnen weten welke kleur je bent?’
‘Bloemkool, hoe voelt het om steeds verder uit elkaar te worden gehaald?’
‘Bloemkool, wat was je belevenis in de roze doos?’
‘Bloemkool, hoe lang ben je een zaadje geweest?’
Er bestaan verschillende soorten vragen
Ik wilde de kinderen in deze eerste les direct kennis laten maken met het denkgereedschap gedachte-experiment. Bijkomend leerdoel was dat de kinderen het verschil leerden tussen een filosofische vraag en een kennisvraag.
De vraag: ‘Hoe lang ben je een zaadje geweest?’ is een kennisvraag. Er is één goed antwoord en als we het aan een expert vragen, dan zou hij naar alle waarschijnlijkheid een antwoord kunnen geven.
De eerste vraag: ‘Doet het pijn als je uit de grond wordt getrokken?’ is een typisch filosofische vraag. Bij een filosofisch gesprek over deze vraag, zal het concept ‘pijn’ onder de loep worden genomen. Kan een bloemkool pijn ervaren? Hoe weten we dat? Zijn er soorten pijn? Wat is pijn eigenlijk?
Een geslaagde eerste week
Zelf moest ik natuurlijk weer wennen aan het ‘voor de klas staan’. Aangezien ik 10 (dezelfde) filosofielessen per week geef aan verschillende groepen, kan ik enorm veel dingen uitproberen. Wat werkt wel, wat werkt niet, wat kan beter, wat doe ik mijn volgende les anders?
Het is een enorm gaaf proces om zo snel en vaak één en dezelfde les bij te schaven. Om te reflecteren en de verbeterpunten direct in dezelfde les (alleen met een andere groep) toe te passen. Om beter te worden in mijn vak: Het zijn van een kinderfilosoof.
(Het zijn van een kinderfilosoof, zo heette de titel van mijn scriptie dus ik vond het voor mezelf erg leuk om hiermee mijn blog af te sluiten. Voor jullie minder pakkend, maar ach, zo houd ik mezelf lekker bezig.)
Okéoké, dan nog even een echte afsluiter:
Eet jij vanavond bloemkool, broccoli, wortel, courgette of paprika? Probeer het dan ook eens. Wat zou jij die bloemkool, broccoli, wortel, courgette of paprika willen vragen? Zijn dat vooral kennisvragen of filosofische vragen?
‘Bloemkool, is jouw beste vriend broccoli?’
Ik word tante!
Aangezien ik zelf geen enkele drang voel om binnenkort moeder te worden (misschien gaat dat nog komen, misschien ook niet) zal ik me moeten storten op dit kleine wondertje.
Ik word namelijk tante. Tante? Ja, echt! Tante. Tante. Ik kan het niet vaak genoeg herhalen. Tante. Tante. Tante. Mooi woord is het eigenlijk eh? Tante. Vooral als je de a iets uitrekt. Alsof je niet wilt dat het woord eindigt. Dat de klank die uit je stembanden geknepen wordt, net zolang zou duren als dat ik haar straks in mijn handen heb.
Toch hoeft hij mij geen tante Bo te noemen. Het is gewoon Bo voor haar. Gewoon Bo. Toch niet zo’n mooi woord, dat tante. Het doet me denken aan oudtantes en aan de tante van Pietje Bell. Je weet wel, die ene met die wrat op haar neus die hij met een touwtje eraf probeert te knijpen terwijl ze slaapt. Zo’n tante zou ik uitspreken met de korte a. Maar ik word ta(a)nte. Bijzonder eh?
Een tante die
Een tante die sentimenteel een traantje wegpinkt bij iedere centimeter dat ze zal groeien
En hem zal leren dat hij sterk genoeg is om tegen de stroom van verwachtingen in te kunnen roeien
Een tante die zich opoffert om als speelkameraad overal aan mee te doen
En zich ieder moment klaar maakt voor een met overmatige hoeveelheid speeksel, dikke, vette zoen
Een tante die haar haren zal vlechten tot een prins eraan omhoog klimt en haar bevrijdt
Een tante die uren met haar praat over liefde, aangezien de prins toch een meid blijkt
Een tante die met je zal dansen midden op straat
Laat iedereen maar kijken, jij bent nu al goud waard
Tot snel lief meisje van mij, tot volgend jaar mooie jongen.
Een grote-mensenbaan! Ik word kinderfilosoof, maar wat is dat?
Een diepe dip en een nieuwe toekomst. Zo zal ik de periode noemen na mijn afstuderen aan de Hogeschool voor Toegepaste Filosofie. Die nieuwe toekomst gaat nu van start. Ik ben namelijk aangenomen in het basisonderwijs als leraarondersteuner in combinatie met vakspecialist filosofie (oftewel kinderfilosoof). Maar wat doet een kinderfilosoof eigenlijk? En wat is filosoferen met kinderen?
Filosoferen is een werkwoord
Filosoferen is een activiteit. Dat betekent dat ik niet voor de klas sta en uitleg geef over de grote denkers die de Westerse geschiedenis rijk is of over ingewikkelde filosofische theorieën en stromingen. Nee, wat wij gaan doen is denkvaardigheden ontwikkelen.
Samen met de kinderen zal ik gaan nadenken over vragen waar geen eenduidig antwoord op is. Bijvoorbeeld: Kunnen dieren denken? Of: Mag je altijd zeggen wat je denkt?
Wat filosoferen met kinderen niet is
Filosoferen met kinderen is geen gezellig kringgesprek waarbij er vooral meningen worden uitgewisseld. Het is ook geen debat waarbij je kunt winnen met goede argumenten of een discussie waarbij gelijk krijgen hoog in het vaandel staat. Het is ook geen plek waar je vrijblijvend kunt fantaseren.
Filosoferen is eigenlijk best wel strikt. Het is geen gesprek waar je kunt zeggen wat je denkt zonder dat denken onder de loep te nemen en te verantwoorden waarom je dat vindt of zegt. Je komt niet meer weg met antwoorden als: ‘Dat vind ik gewoon’ of: ‘Nou, iedereen ziet dat anders. Dit is jouw waarheid en ik heb de mijne.’
Maar wat is filosoferen met kinderen dan wel?
Filosoferen begint eigenlijk altijd met een vraag die aanzet tot nadenken. Natuurlijk zijn dit vragen die passen bij de belevingswereld van het kind (ik filosofeer met kinderen van groep 3 t/m groep 8).
Tijdens een filosofisch gesprek worden argumenten aan een onderzoek onderworpen. Je denkt ergens gedisciplineerd en methodisch over na. Je gaat op onderzoek uit. ‘Klopt het wat je zegt? Is dat altijd zo? Kunnen we een tegenvoorbeeld vinden? Net zei je het een, nu zeg je het ander; zijn die twee dingen verenigbaar met elkaar? Of moeten we er één kiezen die we verder gaan onderzoeken?’
Filosoferen is een gezamenlijk denkonderzoek.
Je bent gezamenlijk bezig met het onderzoeken van het eigen denken. Dit kan in iedere groep en op verschillende niveaus.
Tijdens het filosoferen leren de kinderen:
– naar elkaar luisteren;
– de eigen gedachten onder woorden te brengen;
– elkaars opvattingen en meningen te respecteren;
– sociaal-communicatief vaardig zijn;
– kritisch en zelf nadenken;
– begrippen en argumenten analyseren, toetsen en correct gebruiken;
– perspectivische lenigheid ontwikkelen (verschillende perspectieven kunnen herkennen);
– naar alternatieven en tegenvoorbeelden te zoeken;
– voort te bouwen op elkaars gedachten (samenwerken).
We hebben er zin in! Laten we met de toekomstige wereldburgers gaan denken! ;D
Een diepe dip, een nieuwe toekomst en een BAAN!
Ik dacht na mijn afstuderen: Wat nu? Diepe dip, wist niet dat er zoveel grauwe kleuren bestonden want leven verloor binnen enkele maanden haar helderheid en glans. Nog steeds sta ik tot aan mijn knieën in de zwarte prut. Lopen is zwaar, maar ik dreig tenminste niet kopje onder te gaan.
Existentie = aanzijn, bestaan, leven
Bij een filosoof horen wat mij betreft existentiële crisissen. Een gevoel dat je plots kan overvallen: Wat doe ik hier? Waarom moet ik door mijn eigen lijden heen terwijl het uiteindelijk nergens toe leidt? De zinloosheid achter al het betekenisloze geneuzel maken zowel je voeten als je mondhoeken zwaar.
De rest van de wereld lijkt de modder niet te zien. Dat is het beroerde aan psychisch lijden. Beter een gebroken arm; iedereen die ziet dat sporten niet lukt, dat er iets aan de hand is en dat je ook weer zal herstellen. Maar psychische pijn komt en gaat wanneer het zin heeft.
Theater is dan wel mijn ding, maar ik doe heus niet alsof
Ik doe niet alsof als ik gezellig op een verjaardag, op de sport, op werk of als ik samen met vrienden ben. Ik doe niet alsof als ik met mijn blote voeten het natte gras streel en huppel als Maria uit Sound of the Music of een prachtige dag organiseer met heel veel andere ukelele-fanaten. Ik ben op dat moment oprecht in een euforische stemming.
Maar als ik geen vangnetten bouw om de pijn van alledag te kunnen verdragen.. Als ik geen vangnetten bouw om de zinloosheid, de grootsheid en de nietigheid van het mens-zijn op te vangen, dan val ik iedere keer zo’n ontzettend diep stuk naar beneden dat de klap steeds moeilijker te verdragen is.
Tijd voor een plan. Tijd voor een toekomst. Tijd voor hulp.
Driehoeksverhouding
En dus ging ik niet op zoek naar bestaande beroepen waarin ik misschien wel of niet paste. Maar bedacht ik een functie die paste bij mij. En kijk hier, dat lukte (niet zonder slag, stoot, geduld of stress).
Ik bedacht een driehoeksverhouding waarin ik de drie functies van kinderfilosoof, onderwijsassistent en invalkracht in het basisonderwijs kon combineren met elkaar. Twee directrices waren, nadat ik contact had gehad met verschillende besturen, dolenthousiast.
Nu heb ik een doel, een toekomst en hulp.
Filosoferen met kinderen
Ik ga filosoferen met kinderen. En dat is geweldig. Wat filosoferen met kinderen precies is? Dat lees je hier. Want filosoferen met kinderen is allerminst zwaar op de hand of eng. We zullen samen na gaan denken over vragen als: Kunnen dieren denken? En: Mag je altijd alles zeggen wat je denkt?
Daar kun je methodisch en gestructureerd over leren nadenken, zodat er doordachte antwoorden komen op vragen die niet eenduidig zijn. Antwoorden waarover is nagedacht, die onderbouwd zijn met argumenten die standhouden en die vrij zijn van drogredeneringen.
Kinderen die leren te respecteren dat er verschillende opvattingen naast elkaar bestaan, die hun eigen gedachten steeds beter leren formuleren, die kritisch en zelf leren nadenken, die sociaal-communicatief vaardig zijn en die naar alternatieven en tegenvoorbeelden kunnen zoeken in een gezamenlijk denkgesprek. Mooi toch?
En ik?
Bepaalde periodes van pijn, verdriet, leegte, eenzaamheid; ze horen er ook bij. Nu nog manieren vinden om ze te ondergaan in plaats van er aan onderdoor te gaan ;). Mindfulness en de meditatie-oefeningen die daarbij horen schijnen bij heel veel mensen te werken en hebben ondertussen een wetenschappelijke basis waaruit een traject/methode is opgezet. Leuk voor later. Niet al te later. Over een half jaar ofzo. Of volgende maand. Volgende week? Oké, oké, morgen.
Vandaag.
Nu dus.
Serieus?
Ja.
Ok.